HERMAN WILLEM DAENDELS
Generaal en Maarschalk voor Conventie, Keizer en Koning


Het leven van Herman Willem Daendels (1762-1818) was een drama, schreef Multatuli, en dit bedoelde hij niet medelevend. Volgens de auteur van Max Havelaar richtte Daendels zich steeds naar wie de macht had. Gemakkelijk gezegd. Hij leefde in een uiterst wispelturige tijd voor wie verschil wilde maken.

Als jonge opstandeling tegen stadhouder Willem V moest Daendels naar Frankrijk vluchten. Daar werd hij generaal in het Franse revolutionaire leger en na de Franse invasie van 1795 bevelhebber van de Bataafse ofwel Nederlandse krijgsmacht. In Den Haag was hij betrokken bij twee staatsgrepen. Voor koning Lodewijk Napoleon werd hij gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, hij nam deel aan Napoleons Russische veldtocht en eindigde als gouverneur-generaal op de Afrikaanse Goudkust voor koning Willem I.

Daendels' publieke loopbaan begon in de Patriottentijd, in de jaren tachtig van de achttiende eeuw. In Nederland groeide toen een sterke oppositie tegen Willem V. De Patriotten stelden de stadhouder verantwoordelijk voor de neergang die de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden na de glorieuze Gouden Eeuw doormaakte. Ze wilden de tijd terug waarin de Republiek een wereldmacht was die alom werd bewonderd vanwege zijn handel en zijn rijkdom.

Het Patriotse kamp bestond min of meer uit twee richtingen. De ene was die van regenten en adel die vanouds al vonden dat het Huis van Oranje teveel macht kreeg. Alleen al omdat Oranje op Engeland georiënteerd was, sympathiseerden zij met de tegen Engeland gerichte Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd. Om dezelfde reden verwachtten ze veel van een andere vijand van Engeland, de Franse koning Lodewijk XVI. Dan waren er de Patriotten die vooral werden geïnspireerd door nieuwe democratische denkbeelden over vrijheid en volksvertegenwoordiging die de Amerikanen in praktijk probeerden te brengen. Natuurlijk waren deze twee stromingen niet strikt gescheiden. Ook onder regenten en adel drongen de democratische ideeën door en het was de Overijsselse baron Joan Derk van der Capellen tot den Pol die ze verwoordde in het pamflet Aan het volk van Nederland.

Herman Willem Daendels was de zoon van een kleine regent in het Gelderse stadje Hattem en was zijn vaders gedoodverfde opvolger in het stadsbestuur. Als student kwam hij met de Patriotse denkbeelden in aanraking en na terugkeer in Hattem richtte hij een rebels exercitiegenootschap op zoals er al vele waren in het land: het volk moest bewapend zijn om zijn rechten te verdedigen. Intussen hoopte hij nog zijn vader op te volgen. Willem V had het benoemingsrecht voor zulke functies en toen vader Daendels in 1785 overleed stelde de stadhouder niet Herman Willem aan, maar iemand die hem beter gezind was.

Er is wel eens gezegd dat Daendels door deze afwijzing radicaliseerde en zich als revolutionair liet leiden door rancune. Het was eerder omgekeerd. Door zijn openlijke Patriotse activiteiten was allang te voorzien dat hij gepasseerd zou worden. Het uit vierhonderd huizen bestaande Hattem begon een stadstaatje te worden. Op de markt werden onder Daendels leiding volksvergaderingen gehouden en de invloed van het stadhouderlijke bestuur werd tot bijna nul gereduceerd. Willem V stuurde er een troepenmacht van duizend man op af. De Hattemse Patriotten probeerden zich te verdedigen, maar moesten na enkele uren vluchten voor de overmacht. Daendels werd door deze strijd om Hattem een landelijk bekende figuur uit de radicale vleugel van de beweging.

Overal in het land broeide het, tot een Pruisisch leger in 1787 ingreep ten gunste van Willem V. Daendels hielp nog bij de verdediging van Amsterdam tegen de Pruisische hertog van Brunswijk en nam even later net als vijfduizend anderen de wijk naar Frankrijk, samen met zijn Hattemse echtgenote Aleida van Vlierden. De Nederlandse politieke vluchtelingen kwamen onder de protectie van koning Lodewijk XVI te staan. Op dat moment konden ze onmogelijk voorzien dat ze een paar jaar later terecht zouden komen in de troebelen van de Franse Revolutie, waarin Lodewijk ten onder ging.

Van het verblijf van de Patriotten in Frankrijk geeft Joost Rosendaal een scherp beeld in zijn boek Bataven! Flatteus is het niet. Zoals onder politieke emigranten te doen gebruikelijk, ontstonden onder de Nederlanders in den vreemde fracties die elkaar fel en op vaak onfrisse wijze bestreden. Roddel en achterklap werden hoofdbestanddelen van hun dagelijks leven. Ze werden meegesleept in de Franse Revolutie van 1789 en wat daarop volgde en gingen zich Bataven noemen. Aan politieke discussies waren ze al langer gewend en een aantal van hen denderde nu ongeremd mee op de weg naar de meest extreme consequenties.

Er was ook een praktische reden om goed in de gaten te houden op welke revolutionaire stroming het beste gewed kon worden: velen kregen een toelage van de Franse staat en elke nieuwe koerswijziging riep de vraag op of deze financiële zekerheid behouden zou blijven. En dan was er de belangrijkste vraag: wie in de Franse politieke wirwar was de beste bondgenoot voor het grote doel, een omwenteling in Nederland? Een revolutie die, zoals ze Franse gesprekspartners steeds weer voorhielden, alleen mogelijk was met behulp van het Franse leger.

Na de executie van Lodewijk XVI verloor de oude elite binnen de Nederlandse kolonie veel van zijn invloed en gingen radicale democraten een hoofdrol spelen. Je hoort zelden over het feit dat in de volgende jaren verschillende Nederlanders onder de guillotine eindigden en anderen maandenlang in het gevang zaten. Op 6 december 1792 begon in Parijs het proces tegen de bankiers Van de IJver, een vader en twee zonen. Twee dagen later waren ze dood. De prominente Patriot Joannes de Kock liet op 24 maart 1794 het leven na te zijn beschuldigd van een fantastisch komplot met Jacques Hébert, een rivaal van Robespierre.

Herman Willem Daendels had De Kock goed gekend. Hij was niettemin een van de negenenzestig Nederlandse Patriotten die felicitaties naar de autoriteiten in Parijs stuurden vanwege de tijdige ontdekking van de samenzwering en veel succes wensten met het vernietigen van dergelijke 'monsters'. Aan de brief zat een lucht die was samengesteld uit angst voor het eigen hachje, politieke berekening ten dienste van de Bataafse revolutie en extremisme.

Net als de meeste Nederlandse emigranten had Daendels zich gevestigd in Noord-Frankrijk. In Duinkerken begon hij een handel in hout en kaas en later nam hij deel in een tabaksfabriek in Rijsel. Hij verlegde zijn aandacht naar militaire zaken toen Frankrijk in oorlog raakte met zijn buren en de Zuidelijke Nederlanden binnentrok. Op aandringen van de emigranten werd er een Bataafs Legioen opgericht, dat officieel overigens de minder verheven naam Frans Vreemdelingenlegioen had en later werd omgezet in een gewoon onderdeel van het Franse leger.

Daendels onderscheidde zich door moed en inzicht op het slagveld en werd benoemd tot brigade-generaal. Zijn bewegingsvrijheid als Nederlands revolutionair was in Franse dienst beperkt. Met al zijn eigengereidheid had hij zich te schikken naar wat zijn superieuren zeiden. Helemaal vlekkeloos zou zijn verdere militaire loopbaan niet verlopen: tegenover zijn kwaliteiten stonden een totaal gebrek aan takt en verschrikkelijke woedeaanvallen. Een van zijn zeer gewaardeerde wapenfeiten was de strijd om de vesting Menen vlakbij Kortrijk, waar hij tegenover prins Willem en prins Frederik kwam te staan, de zonen van Willem V. Menen werd door Daendels en de zijnen veroverd, Frederik raakte zwaargewond en de prinsen wisten maar net te ontkomen.

In 1794 stonden de Franse troepen aan de Nederlandse grote rivieren. Het is bekend: 'Wat nu?' zei Pichegru. Toen de rivieren begin 1795 dichtvroren, trok de Franse bevelhebber er met zijn leger overheen en bezette de rest van Nederland. Willem V vluchtte van het strand van Scheveningen naar Engeland en Nederlandse revolutionairen namen in Den Haag en andere plaatsen de macht over. Deze omwenteling was er zonder Franse bezetting niet gekomen en erna gaven de Fransen hun Nederlandse geestverwanten weliswaar een zekere ruimte, het kernwoord bleef geven. Het was vrijheid die te allen tijde terug kon worden genomen wanneer er iets gebeurde dat Parijs of het Franse militaire gezag niet zinde. De Nederlandse revolutie vond plaats bij de gratie van de Fransen, net als Willem V eerder zijn positie had kunnen redden dankzij Pruisen. Het was dan ook te optimistisch te denken dat nu het Nederlandse herstel zou beginnen waar de Patriotten een decennium eerder op hoopten met de Gouden Eeuw in hun hoofd. Eens te meer werden de Nederlandse verhoudingen bepaald door een buitenlandse macht.

Daendels werd na 1795 bevelhebber van het Bataafse leger. Hij behoorde tot degenen die verwachtten dat gezamenlijke strijd met Frankrijk tegen Engeland ook Nederland weer kracht zou geven. Van de Fransen kreeg hij een leidende rol in de voorbereidingen voor een landing in Ierland waardoor de Engelsen in de rug konden worden bedreigd. In 1797 voer met dit doel een invasievloot uit onder de Nederlandse admiraal Jan Willem De Winter. Bij Kamperduin, nog maar nauwelijks buitengaats, werd hij vernietigend door de Engelsen verslagen.

Ook binnenslands ontplooide Daendels de nodige activiteiten. In 1798 bepaalde hij mede de uitslag van een staatsgreep in Den Haag. Net als de Fransen begon hij ongeduldig te worden over de beraadslagingen over een nieuwe grondwet die de Bataafse Nationale Vergadering op het Binnenhof al twee jaar voerde. Er moest meer aandacht komen voor de oorlogsinspanningen. Bataafse en Franse eenheden omsingelden de stad, de Nationale Vergadering werd uiteengejaagd, de leden die wel bevielen mochten een nieuwe Constituerende Vergadering uitroepen en er kwam een nieuw Uitvoerend Bewind. Even later was er na een dubieuze volksraadpleging een grondwet. Een mijlpaal, want het was Nederlands eerste, al kwam hij onder ondemocratische omstandigheden tot stand. Het nieuwe bewind riep intussen door repressie en willekeur zoveel afkeer op, dat het binnen het half jaar door een nieuw militair ingrijpen werd verwijderd. Opnieuw speelde Daendels een hoofdrol.

Op het slagveld kwam Daendels als Bataafs bevelhebber pas later voor zijn vuurdoop te staan. Engeland en Rusland voerden in 1799 een landing uit in Noord-Holland in een poging de Fransen te verjagen en de stadhouder terug te brengen. Uiteindelijk wisten Franse en Bataafse troepen de invasiemacht te verdrijven. Enige tijd later trok Daendels zich terug uit actieve dienst met als argument dat hij na al die jaren van strijd vermoeid was. Een andere reden moet zijn geweest dat in de pulbieke opinie de beschuldiging bleef rondgaan van verraad dat hij zou hebben gepleegd tijdens de Noord-Hollandse krijgshandelingen. Enkele van zijn militaire beslissingen werden niet begrepen (zie over dit alles uitvoeriger in het volgende hoofdstuk).

Verder moet hij hebben beseft dat na de mislukte Ierse plannen en de vernedering van de vloot bij Kamperduin de grote droom om Nederlands macht te herstellen vervlogen was. Het was een veeg teken dat de strijd van 1799 in Noord-Holland niet meer offensief was geweest, maar een verdedigingsstrijd op eigen grondgebied.

Pas meer dan zes jaar later keerde Daendels terug in de openbaarheid, toen Napoleon zijn broer Lodewijk tot koning van Holland uitriep. Lodewijk Napoleon benoemde Daendels in 1807 tot maarschalk en gouverneur-generaal van Oost-Indië. Zijn belangrijkste taken waren het verdedigen van het eilandenrijk tegen Engeland en de modernisering van de koloniale overheid. Het eerste lukte voor zolang zijn verblijf duurde: kort na zijn terugkeer naar Nederland veroverden de Engelsen Java. Als bestuurder was Daendels geneigd in theoretische concepten te denken. Hij kon zich niet aanpassen aan de omstandigheden ter plaatse, begreep de bevolking niet en kon niet met de lokale vorsten omgaan. Vanwege zijn autoritaire houding en zijn driftbuien stond hij in Indië bekend als 'de grote donderende heer'. Hij is verder vooral in herinnering gebleven als de bouwer van de Grote Postweg die over een afstand van duizend kilometer over bijna de hele lengte van Java loopt. Dat hij zich zelf niet thuis voelde in de kolonie, blijkt wel uit het feit dat hij een jaar na zijn aankomst al tevergeefs ontslag vroeg. Het duurde nog tot 1811 voor hij terug was in Nederland, dat nu officieel onderdeel van Frankrijk uitmaakte.

Al vanaf Java had hij de zoveelste politieke verandering in het moederland toegejuicht. Het land verloor elke schijn van onafhankelijkheid toen het door Napoleon werd geannexeerd. Daendels werd weer officier in het Franse leger en trok als divisiecommandant met de Franse keizer mee naar Rusland. Tijdens de smadelijke terugtocht kreeg hij het bevel over de belangrijke vesting Modlin bij Warschau om het keizerlijke leger in de rug te dekken. Dat Daendels na Napoleons nederlaag zijn diensten aanbood aan het 'illustere Huis van Oranje' was een fraai staaltje van opportunisme.

Toch valt er nog wel wat meer over te zeggen. Napoleon had spoedig na zijn Parijse staatsgreep van 1799 al een semi-monarchaal bestuur met een effectieve bureaucratie in het leven geroepen, ook in Nederland. Binnen dit systeem werd zelfs een eigenzinnige figuur als Daendels al half omgevormd tot een moderne ambtenaar, voor wie het uiteindelijk meer om het behoud van de staat ging dan om de vorst. Zijn streven was, schreef hij aan Willem I, een sterk Nederland met een krachtig leger. Daar was alle beschikbare ervaring voor nodig en hij was dan ook maar één van de vele 'windvanen', zoals de ambtenaren en militairen werden genoemd die in groten getale door koning Willem I werden overgenomen uit het Franse bestuur.

Daendels had alleen de pech dat Willem I hem wantrouwde. Hij werd weggepromoveerd naar de Nederlandse Goudkust met als standplaats fort Elmina, in eerdere tijden een knooppunt van de slavenhandel. Als gouverneur-generaal overleed Daendels in 1818 in deze vervallen uithoek van het voormalige Nederlandse wereldrijk aan heftige koortsen.

© Hans Schoots. Licht bewerkte versie van artikel in Historisch Nieuwsblad 6-2013.

Verder naar hoofdstuk 3

^