door Hans Schoots - Het curieuze tijdschrift Almost in Elvis bespreekt elk nummer opnieuw
dezelfde plaat van Elvis Presley: Almost in Love. Ook ik kreeg in 2006 het
verzoek hem te recenseren. Toen de redactie mij een exemplaar van Elvis' elpee
ter bespreking bezorgde, wist ik het zeker: zij houden er zelf niet van.
Wat moet je anders denken van een geval dat er zodanig uitziet dat je het
niet op je platenspeler durft te leggen zonder een drastische schoonmaakbeurt
en dat verpakt is in een hoes die aan drie kanten open is, zodat de inhoud
er elk moment uit kan vallen.
Zelf ben ik geneigd tot meer respect voor De King, al is dat bij mij ook
niet altijd zo geweest. Noem het voortschrijdend inzicht, of misschien gewoon
maar meteen schuldgevoel.
Om dat laatste uit te leggen moet ik terug in de tijd, naar de jaren 1968-1969,
toen ik vier avonden per week als deejay werkzaam was in de Hills Club op
de Heuvel in Tilburg. Een deejay was toen nog iemand die plaatjes aan elkaar
praatte. Als achttien-, negentienjarige vond ik het een hele eer topveertigplaten - we
hebben het dan wel over Beatles, Stones en Beach Boys - te mogen afwisselen
met de groten van de soul en tussendoor wat van de underground te kunnen
draaien waar ik toen zelf in was. Een paar Jimi Hendrix-nummers maakten wat
mij betreft al een goede avond, en wanneer de zaal nietsvermoedend enthousiast
werd van Frank Zappa's Cruising with Ruben and the Jets voelde ik een aangenaam
superioriteitsgevoel in mij opkomen. De hoogmoed van de jeugd!
Tot er op een dag een groepje jongens met vetleren jassen en bijpassende
vetkuiven mijn kant op kwam en een van hen mij over de draaitafels heen bij
mijn kraag greep en zei: 'En nou ga je Elvis draaien!' In de wetenschap dat
er een daadkrachtige uitsmijter bij de deur stond, gaf ik de agressor een
klap met een platenhoes. Van welke plaat weet ik niet meer, maar in mijn fantasie
was het natuurlijk Ruben and the Jets, waarin Zappa de muziek uit de
rock'n roll-tijd deskundig ironiseert. Stel je voor: Elvis draaien! Die man
was al drie keer dood op zijn podium in Vegas en zijn afgetakelde volgelingen kwam je alleen nog af
en toe in een snackbar tegen! Mijn klap leidde tot ontnuchtering: 'Nou, dan
niet,' zei een van de Elvisfans, en even later hadden ze het gebouw verlaten.
Had ik mij, jeugdige onnozele, wat meer verdiept in de voorgeschiedenis van
de Hills Club, dan had ik geweten dat dit voorvalletje uitdrukking was van
een tragedie. Pas later werd mij duidelijk waarom ik in de Hills Club werkte
en niet in Zaal De Looiersbeurs, zoals diezelfde tent vele jaren had geheten.
De grote zaal die achter het fameuze café De Looiersbeurs lag, was
kort daarvoor nog een vetkuivenbolwerk geweest, een thuis voor Tilburgse Elvisaanhangers.
Elvis was helemaal niet dood. Alleen was De Looiersbeurs herhaaldelijk gesloten
geweest op last van de politie vanwege de nodige vechtpartijen. Met mijn singletjes,
soulelpees en oogluikend toegestane underground-intermezzo's was ik daarna
onderdeel geworden van een poging van de gevestigde orde om dat broeinest
op te ruimen. Wat mede dankzij mijn onderkruiperswerk lukte: op die ene keer
na vertoonden de jongens met de Kreidlers en de leren jasjes zich niet
meer in de Hills Club. Ze waren hun onderdak kwijt. Naderhand zullen ze successievelijk
wel getrouwd zijn geraakt en naar verhouding oppassende vaders zijn geworden.
Maar sindsdien sta ik niet meer zo makkelijk klaar om Elvis belachelijk te
maken. Wij schopten indertijd als jeugdige onwetenden tegen degenen die ons
voor waren gegaan. Alles waar wij van hielden was er zonder Elvis en de zijnen
niet geweest. Volgens mij is Almost in Love best een goeie plaat.
© Hans Schoots. Eerder verschenen in Almost in Elvis.
Dit stukje is opgedragen aan Anneke en Beppie uit de Vogeltjesbuurt.