Katharine Hepburn en Humphrey Bogard in
The African Queen
naar een scenario van James Agee

NIET ALS JOURNALISTEN, SOCIOLOGEN OF KUNSTENAARS, MAAR SERIEUS
James Agee's angst voor de communicatiestoornis

De snelle hedendaagse journalist maakt zelf nieuws en is daar trots op. Vanuit het perspectief van nu maakt het getob van de vooroorlogse journalist-schrijver James Agee een haast buitenwereldse indruk, maar in ieder geval heeft het een hoogtepunt uit de Amerikaanse literatuur opgeleverd: Let Us Now Praise Famous Men. Eenvoudig te duiden is dit boek niet. Is het een documentaire, een modernistisch kunstwerk, allebei misschien? In ieder geval is het een werk van een zoeker die niet vindt, die bericht over de onmogelijkheid de realiteit in woorden te vangen.

De oorsprong van Agee's boek ligt in 1936, toen hij als verslaggever bij het blad Fortune in dienst was en opdracht kreeg een artikel te schrijven over het leven van arme boeren in de zuidelijke staat Alabama. Met fotograaf Walker Evans doorkruiste hij er het platteland en een maand lang woonden ze bij een boerenfamilie. De reportage waarmee ze terugkwamen werd afgekeurd. De redactie vond dat Agee zich teveel met de boeren had geïdentificeerd, maar vooral de vorm waarin hij zijn verslag had gegoten wekte bevreemding. Agee besloot daarna zijn materiaal te bewerken tot een boek. Zijn worsteling met de ontoereikendheid van de taal nam zulke obsessionele vormen aan, dat het boek na oneindig doorhalen en wijzigen pas in 1941 verscheen. Toen dreigde ook voor de Verenigde Staten oorlog en zat niemand nog te wachten op een ondoorgrondelijk werk over boeren in Alabama. Het was een thema uit het voorafgaande decennium geworden. Een jaar na publicatie waren er zeshonderd exemplaren verkocht en de tweede uitgave verscheen pas in 1960, toen de auteur al vijf jaar dood was.

Tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig was de werkeloosheid in de Verenigde Staten toegenomen van 3,2 procent in 1929 tot 24,9 in 1933. Een ramp, temeer omdat sociale voorzieningen vrijwel ontbraken. Sociaal bewogen schrijvers als John Dos Passos, Theodore Dreiser, Sherwood Anderson en Edmund Wilson zochten contact met de bevolkingsgroepen die het hardst werden getroffen. Reizen naar mijngebieden, arbeiderswijken en de zuidelijke cottonbelt leidden tot een omvangrijke reportageliteratuur en zelfs romans steunden op deze methode: John Steinbeck trok zelf samen met ontwortelde boeren van Oklahoma naar Californië en schreef The Grapes of Wrath. Het maatschappelijke engagement gaf een nieuwe impuls aan het naturalisme in de Amerikaanse literatuur.

Op het eerste gezicht past Agee's Let Us Now Praise Famous Men in deze documentaire beweging. Maar het verwijderde zich juist van naturalisme en traditioneel realisme. Terwijl zelfs literatuurtheoretici van het modernisme zoals Edmund Wilson zich beperkten tot journalistieke verslaggeving om de noden van het volk onder de aandacht te brengen, waren die voor Agee juist reden zonder concessies vast te houden aan zijn overtuigingen als schrijver. Hij dacht dat de lezer niet echt op de hoogte kon raken wanneer je maar wat rondreisde en hier en daar een observatie noteerde.

Agee problematiseerde de betrekkingen tussen hemzelf en de boeren die hij leerde kennen, de pogingen tot hun wereld door te dringen, hun angst voor de buitenstaander die ertoe leidde dat ze een gezicht toonden waarachter de realiteit verborgen bleef. Zijn relatie tot de lezers bezorgde hem evenveel hoofdbrekens. Hij vreesde ze niet duidelijk te kunnen maken wat hij zelf had ervaren en zijn boek begint dan ook met een waarschuwende verhandeling waarin hij pagina's lang de betrekkelijkheid van zijn schrijven uit de doeken doet. In een poging de krakende transmissie tussen boek en lezer te olieën suggereerde hij het boek hardop te lezen, 'want variaties in toon, ritme, vorm en dynamiek zijn hier zeker niet toegankelijk voor het oog alleen, en door ze verloren te laten gaan, ontsnapt een aanzienlijk stuk betekenis.' Hij deed een beroep op de lezer hem de gebreken van zijn werk te vergeven en zelf het nodige aan te vullen want: 'dit is geen kunst of ontspanning... maar een menselijke poging die menselijke samenwerking vereist.' Zelden zal een auteur het oplossen van de problemen van het schrijverschap zo hebben gepresenteerd als een humanistisch ideaal.

Na deze mijmeringen volgen in het boek allerlei fragmenten, waarin verschillende literaire procedé's worden toegepast. Sommige hoofdstukken gaan over ontmoetingen met mensen, op straat of in de huizen waar Agee en Evans verblijven. Maar beschrijvingen zijn het niet - 'Beschrijving is een suspect woord' zegt Agee - maar overwegingen van de auteur over deze confrontaties: Wat speelt zich onmerkbaar af in de hoofden? Op welke wijze misverstaat men elkaar? Het gevoel dat er wederzijds begrip bestaat krijgt hij pas nadat hij langere tijd bij de boeren verblijft en dan doordat er gezwegen wordt, in een atmosfeer van saamhorigheid en genegenheid.

Een aantal hoofdstukken draagt titels die de indruk wekken dat je een antropologische studie leest over 'onderdak', 'kleding', 'onderwijs' en andere kwesties. Met klerkachtige nauwkeurigheid wordt de inventaris van drie boerenhuizen weergegeven. Geen plank, luchtje of insect wordt vergeten. Toch is het poëtisch proza, waarin beelden, geuren en geluiden onderdeel vormen van het unieke menselijke universum, waarin de auteur probeert door te dringen.

Agee hield zelf vol dat hij geen modern kunstwerk maakte, maar een documentaire: 'In een roman ontleent een huis of een persoon zijn betekenis geheel aan de auteur. In dit geval heeft een huis of een persoon zijn betekenis slechts voor een heel klein deel aan mij te danken: zijn werkelijke betekenis is veel groter. Deze is namelijk dat hij bestaat.' Agee verklaart ergens in zijn boek dat het esthetische aan boerenhuizen belangrijker is dan hun praktische functie, maar het is een schoonheid die niet gewild is, die onvoorzien gevolg is van het praktische, geen extra inspanning heeft gekost, en niettemin gelijkwaardig is aan kunst: het esthetische ligt voor het oprapen in de wereld om ons heen. De foto's van Walker Evans onderstrepen Agees bedoelingen. Opa's, oma's, vaders, moeders en kinderen die in Agees verslag voorkomen zijn door Evans geportretteerd, en ook de besproken huizen en details daarvan zijn op de gevoelige plaat gezet: er is niets verzonnen.

Op zijn eigen moeilijk te doorgronden manier zag de auteur Let Us Now Praise Famous Men als een aanklacht tegen heersende maatschappelijke omstandigheden. Hij noemde zich een sociaal anarchist en in zijn boek fulmineert hij tegen de tactiek van de gevestigde orde haar critici onschadelijk te maken door ze tot kunstenaar te bestempelen. Hij en Walker Evans hielden zich met het onderwerp bezig, 'niet als journalisten, sociologen, politici, entertainers, hulpverleners, priesters, of kunstenaars, maar serieus.'

Agee heeft zijn titel 'Laat ons nu vermaarde mannen prijzen' ontleend aan het apocriefe bijbelboek Ecclesiasticus, hoofdstuk 44, regel 1. De boeren die zijn hoofdpersonen zijn leven in een van God gegeven wereld van eeuwige onveranderlijkheid, waar de kringloop van seizoenen, geboorte en dood, slapen, eten en werken voortgaan zonder dat de mens daar veel aan kan veranderen. De manier waarop Agee over natuur en universum schrijft, is moeilijk te verenigen met de maakbaarheidsgedachte die aan het toen gangbare socialistische activisme ten grondslag lag.

De lauwe receptie van zijn boek stortte Agee in een crisis. Misschien voelde hij aan dat de geringe interesse bij het publiek niet alleen terug te voeren was op de naderende oorlog. Hij bevond zich in de val waarin veel moderne kunstenaars terecht kwamen: juist door de grondstoffen waarmee ze werkten en de relatie met hun publiek tot het uiterste te problematiseren, maakten ze communicatie bijna onmogelijk, behalve voor een kleine schare ingewijden.

Beroepsmatig ging het Agee intussen niet slecht. In 1939 was hij als literatuur- en filmrecensent in dienst gekomen bij het weekblad Time. Hij schreef filmscenario's, waaronder The African Queen voor John Huston, en werkte na de oorlog nog aan een novelle en een roman, gebaseerd op autobiografische gegevens uit zijn jeugd. Begin jaren vijftig werd de novelle The Morning Watch gepubliceerd. De onvoltooide roman A Death in the Family verscheen in 1957, twee jaar na zijn dood.

Maar zijn belangrijkste literaire prestatie bleef Let Us Now Praise Famous Men, een boek dat iedereen die een rol speelt in de informatievoorziening eraan herinnert dat het zijn taak is de waarheid te zoeken, ook als die nooit helemaal gevonden kan worden.

© Hans Schoots. Bewerking van een recensie in Vrij Nederland.

^