Tina Modotti, 1927
Tina Modotti fotografeerde maar zeven jaar, voornamelijk in Mexico tussen
1924 en 1930, en haar totale werk omvat niet meer dan vierhonderd foto's,
maar die zijn dan ook bijzonder. Verzamelaars zijn inmiddels bereid tienduizenden
euro's neer te tellen voor een van haar originele prints.
Aanvankelijk neigde
ze in haar werk naar het abstracte: bloemen, trappen, deuren en poorten, glas,
een rij telefoonpalen. Er is wel wat verwantschap in te zien met het constructivisme,
maar terwijl daarin de nadruk lag op dynamiek en techniek, spreekt uit haar
foto's fijngevoeligheid en een hang naar harmonie. Ook in latere jaren, toen
ze overging naar de sociale fotografie, had ze vaak aandacht voor het subtiele
detail en de harmonieuze compositie. En tussendoor maakte ze portretten van
de grote Mexicaanse muurschilders Rivera, Guerrero, Siqueiros en Orozco, en
reproducties van hun werk.
Eind jaren twintig begon voor Modotti een tweede leven, dat in ieder opzicht
zo van het eerste verschilde, dat sommige van haar vrienden moeilijk konden
geloven nog steeds dezelfde persoon voor zich te hebben. In 1930 vertrok ze
naar Berlijn en reisde vervolgens door naar Moskou, waar ze een apparatsjik
werd voor de Communistische Internationale. De vrije seksuele moraal die ze
er in Mexico op na had gehouden keerde om in zijn tegendeel en voortaan voerde
ze een nonnenbestaan aan de zijde van Comintern-killer Vittorio Vidali.
Voeg hierbij dat er een onopgeloste moord was op haar levenspad, dan zijn
alle ingrediënten voor een opwindende biografie aanwezig.
De Duitse Christiane Barckhausen (Auf den Spuren von Tina Modotti,
1988) en de Italiaan Pino Cacucci (Tina Modotti. Ein brüchiges Leben
in Zeiten absoluter Gewissheiten, 1989) waren de eersten die met een open
blik op zoek zijn gegaan naar de feiten van Modotti's leven. Daarna verscheen
er een degelijker biografie van Margaret Hooks: Tina Modotti. Photographer
and Revolutionary, een prachtige uitgave, geïllustreerd met talrijke
uitstekende foto's. Hooks schildert Modotti's jeugd in Italië en Californië
en haar tijd in Mexico met inlevingsvermogen en kennis van zaken. Maar de
periode vanaf 1930 blijkt voor Hooks, ondanks de vele feiten die zij heeft
opgediept, even moeilijk te doorgronden als hij altijd al geweest is. De biografe
verzucht zelfs dat ze niet begrijpt wat Tina zag in de vreselijke Vidali,
die elf jaar haar partner was, zodat ze zich ook nauwelijks waagt aan een
verklaring voor deze verhouding. Modotti's radicale ommezwaai naar het bureaucratenleven
blijft eveneens grotendeels onverklaard. Margaret Hooks heeft er voor gekozen
het uitspreken van overwegingen of vermoedens achterwege te laten. Resultaat
is dat de vaak brisante informatie die zij geeft een verborgen kant in Tina
Modotti's leven doet vermoeden, maar haar biografe zich daar nauwelijks over
uitspreekt.
Tina Modotti werd in 1896 geboren in het Noorditaliaanse plaatsje Udine.
In haar kindertijd emigreerde de familie naar San Francisco, waar haar vader
een technische werkplaats begon. Tina werkte in een naaiatelier, maar begon
met lef, talent en charme aan een redelijk succesvolle theaterloopbaan en
speelde in een aantal Hollywood-films. Haar eerste echtgenoot, de Canadese
schilder Robo Richey, overleed op jonge leeftijd. Tina Modotti had toen al
een hartstochelijke relatie met fotograaf Edward Weston en in 1923 ging ze
met hem naar Mexico. Van Weston leerde ze het fotovak en toen hij alleen terugkeerde
naar de Verenigde Staten nam ze zijn portretstudio in Mexico-Stad over.
Intussen was zij begonnen aan een relationele rondedans in het Mexicaanse
kunstenaarsmilieu, dat in de volgende jaren steeds meer ging samenvallen met
dat van de communistische partij. Haar eigen toenadering tot het communisme
was niet zo verrassend: haar familie koesterde al socialistische sympathieën
en onder de kunstenaars waarmee ze in Californië had verkeerd waren half-anarchistische
ideeën populair.
Verrassend was wel de radicaliteit van haar bekering.
In 1927 werd ze partijlid en de Italiaan Vittorio Vidali, alias Enea Sormenti,
agent van de Communistische Internationale voor Latijns-Amerika, gaf haar
de leiding over de Mexicaanse afdeling van de Internationale Rode Hulp, een
van de nevenorganisaties van de Comintern. Haar appartement werd een vergaderruimte
voor de partijleiding en een aanloopplaats voor allerlei Comintern-functionarissen.
Moeizaam wist ze politiek werk en fotografie nog een tijdje te combineren,
tot in het jaar 1929 de meest traumatische gebeurtenis uit haar leven plaatsvond,
in Hooks' biografie dan ook terecht onderwerp van het eerste hoofdstuk.
Modotti kreeg een verhouding met de vooraanstaande Cubaanse communist Julio
Antonio Mella, die vanuit partijoogpunt een bedenkelijke dissident begon te
worden. Op een beroemde foto die ze van zijn schrijfmachine maakte is te zien
hoe hij juist een tekst heeft overgetikt van de grootste vijand van de Comintern,
niet het kapitalisme dus, maar de voor eeuwig door Stalin verdoemde Leo Trotski.
Een paar maanden eerder had Mella bovendien geprobeerd buiten Moskou om een
opstand op Cuba te ontketenen en toen hij daarvoor disciplinair gestraft werd
zegde hij zijn partijlidmaatschap op. Daar kwam hij weliswaar op terug, maar
zulke grappen werden niet licht opgenomen. Op de avond van 11 januari 1929
werd Mella in Mexico-Stad op straat doodgeschoten, terwijl Tina Modotti naast
hem liep.
De ware toedracht van deze aanslag is nooit duidelijk geworden en
ook Margaret Hooks kan geen uitsluitsel geven, ondanks grondige studie van
de in Mexico beschikbare gegevens, inclusief het door de politie verzamelde
bewijsmateriaal. Misschien was het een moord in opdracht van de Cubaanse dictatuur.
Een andere, minstens even reële mogelijkheid noemt Hooks vreemd genoeg
pas tussendoor tegen het einde van haar boek: de betrokkenheid van Moskous
vertegenwoordiger Vittorio Vidali bij Mella's dood. Bewijzen zijn er niet
voor, behalve misschien in de Sovjetarchieven, maar deze mogelijkheid is meer
aandacht waard dan Hooks eraan geeft. Vidali is namens de Comintern bij meer
politieke moorden betrokken geweest.
De huiveringwekkende implicatie kan zijn dat Tina Modotti elf jaar met de
moordenaar van haar minnaar heeft geleefd. Zeker is wel dat ze met een
moordenaar samenleefde. Hooks neemt gemakshalve aan dat Tina niet op de hoogte
was van, of niet gevoelig was voor de hardnekkige geruchten die al direct
over Vidali's rol bij de moord op Mella rondgingen. Aannemelijker is dat Modotti
al die jaren met een knagende onzekerheid heeft geleefd of misschien de waarheid
wist. De Mexicaanse politie vermoedde zelfs vagelijk dat Modotti zelf betrokken
was, al had ze daar geen aanwijzingen voor.
Margaret Hooks stelt er tegenover
dat Modotti een gepassioneerde liefde voor Mella voelde, maar onderschat misschien
hoe groot de offers konden zijn die voor de Goede Zaak moesten worden gebracht.
Modotti was in 1929 al een rigide partijgenote. Toen de schilder Diégo
Rivera een half jaar na de dood van Mella wegens trotskisme uit de partij
werd gezet, noemde Modotti hem een 'verrader' hoewel ze geruime tijd een verhouding
met hem had gehad en tot dat moment op vertrouwelijke voet met hem stond.
Tegen de mogelijkheid van Vidali's betrokkenheid bij de moord op Mella kan
worden aangevoerd dat de meeste buitenlandse liquidaties van Moskou's politieke
tegenstanders pas in de jaren dertig plaats vonden. Er staat tegenover dat
de anti-trotskistische hetze al in volle gang was en de revolvers in Mexico
sinds de Mexicaanse revolutie van de jaren tien wel vaker te los in de holster
zaten.
De moord op Mella kan verklaren waarom Tina Modotti zo'n onwaarschijnlijk
grote verandering onderging. Er is veel voor te zeggen haar leven na die tijd
te karakteriseren als dat van een gebroken vrouw met een verlangen tot boetedoening.
In januari 1931 vestigden Modotti en Vidali zich in de Sovjetunie, waar het
voor partijleden al gauw gewoon werd eigen geliefden op te offeren. Sovjetpresident
Kalinin zag zijn eigen echtgenote op een dag naar een kamp verdwijnen, maar
bleef trouw op zijn post. De vrouw van minister van buitenlandse zaken Molotov
werd verbannen. Het feit dat Molotov zich daarover van stemming onthield in
het Politburo gold als een blijk van ongekende moed. In Moskou werd Modotti
toegelaten tot de communistische partij van de Sovjetunie, wat voor een buitenlandse
ongewoon was. Ze kreeg een zekere macht als lid van het uitvoerend comité
van de Internationale Rode Hulp, leidde in Parijs samen met Vidali het belangrijke
Westeuropese bureau van deze organisatie en kreeg vervolgens de Spaanse afdeling
van de Rode Hulp onder haar hoede.
Vidali commandeerde toen onder de naam
Carlos Contreras de Spaanse partijmilitie en onderscheidde zich in de strijd
tegen Franco. Over de keerzijde van zijn optreden citeert Margaret Hooks de
New York Times-correspondent in Spanje Herbert Matthews: 'De sinistere
Vittorio Vidali verbleef 's nachts in een gevangenis waar hij arrestanten
die voor hem werden gebracht vluchtig ondervroeg. Wanneer hij besloot, zoals
hij meestal deed, dat ze tot de vijfde colonne behoorden, schoot hij ze achterin
hun hoofd met zijn revolver.' Dan was er de verdwijning van de van trotskisme
beschuldigde Spaanse politicus Andrès Nin, voorzitter van het linkse
partijtje POUM. Inmiddels is via de KGB-dossiers bewezen dat hij door communisten
werd vermoord, alleen was nog niet vast te stellen wie de trekker overhaalde.
Volgens betrouwbare getuigenissen was het Vidali, maar blijkbaar moe geworden
van alle treurnis laat Hooks de Nin-affaire helemaal buiten beschouwing.
Tina Modotti had als leider van de Rode Hulp in Spanje een sleutelpositie.
Vele getuigenissen tonen aan dat zij er keihard werkte voor de hulp aan vluchtelingen.
Maar uit Hooks relaas over die periode kan ook worden afgeleid dat ze betrokken
was bij geheime operaties van de communistische beweging in Spanje.
Vanuit Spanje keerden Modotti en Vidali na het einde van de burgeroorlog terug
naar Mexico, waar ze half illegaal moesten leven omdat ze indertijd waren
uitgewezen. Vidali was vervolgens vrijwel zeker betrokken bij de eerste mislukte
aanslag die vanuit de Comintern werd gepleegd op Trotski, die toen in ballingschap
in Mexico woonde. Niets wijst volgens Hooks op Modotti's actieve betrokkenheid
bij deze overval, maar zij houdt het wel voor mogelijk dat zij er tevoren
van op de hoogte was. Bij een tweede poging werd Stalins grote vijand met
een ijshouweel vermoord.
Na tien jaar slopend werk voor de Comintern ging Tina Modotti in Mexico een
steeds meer teruggetrokken leven leiden. Soms leek ze weer te willen gaan
fotograferen, maar het kwam er niet van. Op 6 januari 1942 stierf ze op vijfenveertigjarige
leeftijd in een taxi. Bij de autopsie werd vastgesteld dat de oorzaak een
hartinfarct was. Margaret Hooks voegt er aan toe dat vergiftiging met een
bij de Mexicaanse artsen onbekende stof 'niet volledig kan worden uitgesloten.'
Margaret Hooks, Tina Modotti. Photographer and revolutionary. Pandora, Londen, 287 p.
© Hans Schoots. Bewerking van een recensie in Vrij
Nederland.