WK Voetbal 2006 in Duitsland
Door Hans Schoots, Vrij Nederland, 3-12-1989 - met een update na 2006 - In 1987 verscheen in Duitsland een boek met de titel Ach Europa! geschreven door de schrijver-publicist Hans Magnus Enzensberger. Hij reisde indertijd voor zijn boek over het continent en nam de stand van zaken op. Toen hij zijn reizen maakte moest de Berlijnse Muur nog vallen - dat gebeurde in 1989. Het is fascinerend te lezen wat Enzensberger in 1987 schreef in zijn nawoord, waarin hij fantaseerde over hoe Berlijn er in het jaar 2006 uit zou zien. Inmiddels is het 2006 geweest, zodat we kunnen controleren wat er van zijn verwachtingen terecht is gekomen.
Berlijn 2006 zoals Enzensberger het voorspelde:
In de Berlijnse persclub heerst een gapende leegte. Berlijn haalt de voorpagina's
niet meer en de grote electronische kranten hebben hun correspondenten allang
terug getrokken. Sinds jaar en dag is de muur open en men ruziet erover of
de restanten als historisch monument bewaard moeten worden, of dat men midden
in Berlijn een 'unieke biotoop' zal scheppen. We zijn aanwezig bij een gesprek
in de persclub:
'De Duits-Duitse harmonie is toch een fictie... feit is dat de Duitsers elkaar
niet kunnen uitstaan. Oosties en Westies - dat is als kat en hond.'
'Ik dacht dat ze na alle geruzie tot elkaar gekomen waren.'
'Neem het voetbal. Zonder grootscheepse politiebewaking zou het bij de finale
tussen de DDR en de Bondsrepubliek telkens moord en doodslag worden. Om van
de politieke apparaten maar helemaal te zwijgen. Let wel, ik spreek over de
partijen van gelijke kleur, hier en ginds. Die kunnen elkaar niet luchten
of zien.'
De meeste van deze voorspellingen zijn uitgekomen: de Muur is weg, men twist
over de vraag of de weinige restanten ervan behouden moeten worden, in Berlijns
centrum is een uniek nieuw stadshart ontstaan, de tegenstelling tussen Ossies
en Wessies heeft Enzensberger haarscherp voorzien, net als het feit dat het
Oosten niet communistisch meer is. Wat hij niet voorzag was dat de twee Duitse
staten volledig samen zouden gaan en dat Berlijn een bruisende hoofdstad zou
worden en een van de belangrijkste culturele centra van Europa, waar de internationale
pers nog steeds nieuws vindt.
Hoewel Ach Europa! werd geschreven voorafgaand aan de Wende
en andere spectaculaire veranderingen in Oost-Europa, heeft het weinig van
zijn actualiteit verloren. Volgens Enzensberger ontleent Europa zijn kracht
aan verscheidenheid en niet aan unificatie, aan de gelijkwaardigheid en autonomie
van uiteenlopende culturen. Ongelijkheid is voor hem een kenmerk van de menselijke
samenleving, een bron van creatieve energie. Is Zweden beter dan Italië?
Welnee, ze hebben allebei hun voors en tegens... al ging Enzensbergers eigen
sympathie uit naar de zelfregulerende warboel aan de Middellandse Zee. Hij
ziet Europa als een lappendeken en nu het IJzeren Gordijn niet meer in de
weg zit wordt dit patchwork, zoals hij het noemt, des te groter. Zijn
visie op de toekomst van Europa, die lijnrecht staat tegenover het beeld van
een Europa dat in concentrische ringen rondom de Brusselse bureaucratie is
gegroepeerd, is nog uitstekend bruikbaar in een tijd van referenda over de
Europese grondwet en andere discussies over de Europese Unie.
Enzensberger - commentator van tijdsverschijnselen, schrijver, dichter, auteur
van hoorspelen en radioreportages en oprichter van diverse tijdschriften -
weet altijd weer de aandacht te trekken met eigenwijze opinies. Klaagt iedereen
over de ondergang van de leescultuur, dan beweert hij dat het al twee eeuwen
lang een irreële utopie van intellectuelen is de massa te willen laten
lezen. Lopen allen te hoop tegen de afstompende werking van de televisie,
dan verklaart hij de TV tot een Boeddhistische machine die een uitkomst
vormt voor de gestresste moderne mens. Maakt een ander zich zorgen over de
onwetendheid van hedendaagse doorsneeburgers, dan zegt hij dat ze evenveel
weten als de grote humanistische denkers van de zestiende eeuw.
In zijn flat in de Münchense wijk Schwabing, op een steenworp van de
Englischer Garten, had ik enkele weken na de val van De Muur een gesprek met hem over Duitsland en Europa. Hoewel De Muur gevallen was, lag de Duitse hereniging nog in het verschiet. Hij biedt mij
geen koffie of thee aan, maar een boek.
Uw boek Ach Europa! werd in een Nederlands dagblad 'postmodern' genoemd. Kunt u zich daar wat bij voorstellen?
De mediawereld kan het nu eenmaal niet stellen zonder woorden die ad hoc worden uitgevonden. Ik hoop dat het begrip 'postmodern' weer net zo snel verdwijnt als het gekomen is. Het is een zeer zwak woord, want het geeft alleen een indirecte aanduiding. Er komt iets na iets anders... Maar ja, naarmate het minder betekent, is het beter geschikt als modewoord.
Ik wil wel een poging doen het te definiëren. Een aspect ervan is dan een groot, zo niet absoluut relativisme, verder is er ongeloof in historische vooruitgang en natuurlijk de opvatting dat het modernisme passé is.
Dit laatste is nog het meest solide. Je kunt zeker een epoche afbakenen,
die ik 'het heroïsche modernisme' noem. Deze begon rond 1910, had quasi-heroïsche
trekken, was erg strijdbaar - men was er heilig van overtuigd dat men iets
nieuws deed. Je kunt niet ontkennen dat het een hele krachtige periode was
en evenmin kun je ontkennen dat hij voorbij is. In 1960, toen het woord postmodern
nog niet bestond, heb ik een anthologie gepubliceerd met de titel Museum
der moderne Poesie. Met deze titel wilde ik duidelijk maken dat de moderne
periode in de literatuur in mijn ogen ten einde was. Wij, jongere auteurs,
maakten er geen deel meer van uit.
Dan het argument van het relativisme. Kijk, het fin-de-siècle
was ook relativistisch, het dandyisme was relativistisch en dat is er toch
altijd al geweest. Ik lees nu de correspondentie van Gustave Flaubert, beslist
zeer relativistisch, hij geloofde alleen in de kunst, verder was alles voor
hem betrekkelijk. In de oudheid waren er ook al sofisten die ongetwijfeld
buitengewoon relativistisch waren. Het is allemaal niet nieuw.
Jezelf definiëren vind ik trouwens niet zo'n goed idee. Laat anderen
dat maar doen. Dat geldt voor de eenling, de schrijver, maar ook voor een
tijdperk. Een tijdperk weet toch niet hoe het zelf is.
Het relativisme is zelf ook betrekkelijk. In zekere zin zijn wij allemaal
cultuurrelativisten: we vinden het onzin te beweren dat de Franse cultuur
de centrale cultuur van Europa is. Maar deze manier van denken stuit snel
op een grens, zoals we aan de affaire Rushdie hebben gezien. Dan veranderen
we zelf als het ware in fundamentalisten en zeggen: 'Halt, zo kan het niet,
dit gaat te ver.' Of wanneer je met een fascist te maken krijgt. Er zijn altijd
nog posities die worden verdedigd.
Wanneer ik uw werk lees meen ik dan ook de omtrekken te zien van een ouderwetse liberaal.
Ik ben er niet op uit een of andere mening uit te denken en deze dan onder de mensen te verbreiden. Ik geloof niet in hun manipuleerbaarheid, ik wil geen opvoeder zijn. Ik wil weten wat er aan de hand is, begrijpen hoe alles in elkaar zit. Ik ben een kind van de oorlog en de naoorlogse tijd en onze afrekening met het fascisme hadden zeker nog een pedagogisch aspect. Dat was hier in Duitsland eenvoudig een hygiënische noodzaak. Toen was er een duidelijk onderscheid tussen degenen die gelijk hadden of ongelijk. Maar zo'n situatie behoort tot de uitzonderingen. In een samenleving van pluralisme, middelmatigheid, relativiteit en compromissen is de werkelijkheid meestal niet zwart-wit en ben je zelf ook niet zwart of wit.
Wanneer je over uiteenlopende thema's schrijft, een bepaalde beschrijving geeft van verschijnselen, komt daar toch een zekere wereldbeschouwing in tot uitdrukking. U hebt het niet erg begrepen op de sociaaldemocratie, iedere verzwakking van de staat is u welkom, u gelooft in individueel initiatief, ook op economisch gebied, u verwacht vooral heil van spontane maatschappelijke processen. Er zit lijn in.
Toch zou ik dit niet als een geloof willen betitelen. Men kan toch een houding
onderscheiden van meningen en principes? Het is iets dat ik niet kan veranderen,
niet omdat ik zo'n principevast mens ben, dat ben ik helemaal niet. Het is
eenvoudig deel van een persoon met zijn ervaringen. Ik kan er niet tegen te
worden betutteld, ik kan geen chef verdragen en helemaal geen collectieve
chef: de staat. Dat heb ik geleerd toen ik me als kind in dwangsituaties bevond,
op school, in de Hitlertijd, die uniformen.
Vanuit mijn houding zal er in iedere afzonderlijke kwestie een breukvlak zijn
met de sociaaldemocratie. De staat die het goed met de mensen meent en weet
wat goed voor ze is, die is vanuit mijn optiek al gauw angstaanjagend. En
ik geloof niet dat dit een idee fixe is: ervaringen genoeg.
U stelt weinig vertrouwen in de sociaaldemocratie en het communisme stort nu daverend ineen. Zijn anderhalve eeuw socialistische beweging overbodig geweest?
Allereerst kun je zeggen dat deze hele geschiedenis bepaald niet zonder gevolgen
is gebleven. Het stalinisme is natuurlijk niet het enige resultaat. Veel eisen
die nu in Oost-Europa worden gesteld zijn direct terug te voeren op de arbeidersbeweging,
want kiesrecht en parlementarisme zijn weliswaar burgerlijke, liberale ideeën,
maar we weten ook dat de bourgeoisie nooit algemeen kiesrecht heeft gewild.
Het algemeen kiesrecht werd afgedwongen door de arbeidersbeweging. Verder
was het socialisme de grote leermeester van het kapitaal. Dat we nu in het
kapitalisme kunnen ademen, voor zover we er kunnen ademen, hebben we te danken
aan de druk van de arbeidersbeweging. Waar deze te zwak was, zoals in de Verenigde
Staten, is een erg onaangenaam kapitalisme ontstaan.
Het kapitalisme is groot geworden door de slagen die het socialisme haar toebracht.
Dit leerproces is uitgepakt ten gunste van het kapitalisme, omdat het beter
in staat was te leren. De socialisten wilden maar niet leren en dat wreekt
zich natuurlijk. Treurig maar waar. Ik geloof overigens niet dat men in Oost-Europa
alle historische ervaringen zal vergeten, al worden ze nu als negatief ervaren
en wil men ervan af. Ondenkbaar. Darwinisme [de sterkste wint] zal niemand
zich daar kunnen veroorloven. De repressie is een onaangename leermeester,
maar in de afgelopen decennia heeft er in deze landen toch een hoge mate van
politisering plaatsgevonden. Het inzicht van de mensen is bewonderenswaardig
en dat zou je ook een resultaat van het socialisme kunnen noemen.
Bij ons heeft de arbeidersbeweging een beetje een overwinningsnederlaag geleden.
Er is geen proletariaat für sich meer, het proletarisch bewustzijn
is verdwenen. Waarom? Omdat er een maatschappelijke overwinning is behaald.
De vakbonden zijn volledig erkend. Zelfs een luilak mag in Duitsland niet
ontslagen worden. De historische betekenis van de arbeidersbeweging moet niet
onderschat worden. Misschien zullen we in de toekomst een tegenspeler van
het kapitaal nog node missen. Want het kapitaal zou weleens minder tot leren
in staat kunnen blijken wanneer het met rust wordt gelaten.
Voor dit probleem kunnen de Oosteuropese landen ook komen te staan nu de invloed van de Sovjetunie steeds kleiner wordt. Lopen ze niet het gevaar een derde wereld-status te krijgen ten opzichte van de Europese Gemeenschap?
Het Europa van Brussel is een voor-constitutionele, ondemocratische instelling. Het parlement van Straatsburg heeft net zo weinig te vertellen als een Oosteuropees parlement, maar het is een illusie te denken dat dit continent zich op den duur nog politiek zal laten onteigenen. Ook de exclusiviteit van de Europese Gemeenschap zal niet werken, niet alleen omdat deze voor mensen onaanvaardbaar is, hij is ook onverenigbaar met de belangen van het kapitaal. De Westerse ondernemers zullen zich hun kansen in Oost-Europa niet laten ontgaan. Hierdoor zal een vervlechting ontstaan die het Brusselse concept uit elkaar doet spatten, daar ben ik van overtuigd. Dat wil niet zeggen dat al deze samenlevingen gelijk zullen zijn, net zo min als de Portugese maatschappij gelijk is aan de Zwitserse of de Hollandse. Dat zijn nu eenmaal rijke samenlevingen en de Portugese is arm. Daar kan geen enkele politieke constructie zomaar verandering in brengen.
U zult nu wel tevreden zijn met uw 'Epiloog uit 2006', waarin niet alleen de opening van de muur werd voorspeld, maar in Roemenië ook een drukte van belang wordt voorzien, veroorzaakt door bedrijvige westerse ondernemers.
Het is allemaal veel sneller gegaan dan ik verwachtte. Zeker ben ik tevreden
en hiermee komen we weer op mijn houding. Er zijn mensen die in paniek raken
omdat alles nu niet meer onder controle is, de stabiliteit loopt gevaar. Zulke
mensen beschouwen het leven als een verzekering. Bij het politieke establishment
is dat natuurlijk normaal. Alle politici denken zo en laten we ons niet voor
de gek houden: er is niet één regering op de wereld die blij
is met de aanblik van een plein waar 250.000 of een miljoen mensen roepen:
'Weg met de regering!' Iedere regering denkt: vroeg of laat kan het ons ook
overkomen. Ze moeten doen of ze er blij mee zijn, maar in werkelijkheid is
het ze heel onaangenaam en als ze over controle en stabiliteit spreken denken
ze altijd: mijn controle, mijn stabiliteit.
Natuurlijk willen die niksnutten in Bonn nu met de overwinning pronken, maar
je kunt bijna zeggen dat ze alles doen om hem te verhinderen. Wanneer de heer
Waigel [CSU-voorzitter] spreekt over de grenzen van 1937 saboteert hij de
verzoening tussen Oost en West en wanneer men min of meer de Anschluss
van de DDR eist, saboteert men de ontwikkelingen in de DDR. Pure sabotage.
In Ach Europa! tilt u niet zwaar aan de kwestie van de Duitse eenheid. In uw schildering van het jaar 2006 is de muur open, maar zijn er nog steeds twee Duitse staten en iedereen vindt het in orde. Ik krijg de indruk dat velen daar toch anders over denken.
In het buitenland kijkt men tegen de Duitse olifant aan. Ik geloof dat het
een Engelse journalist was die schreef: we zijn wakker geworden en nu ligt
er een olifant in bed. Ik begrijp zulke zorgen, maar op de eerste plaats geeft
de opening van de muur reden tot vreugde. De vraag is natuurlijk wat er nu
verder gebeurt en ook hierin wantrouw ik de politici. Aan de ene kant willen
ze de geallieerden geen schrik aanjagen en aan de andere kant willen ze stemmen
winnen met redevoeringen over hereniging. Zo zie ik dat. De werkelijkheid
is volkomen anders. Er zijn enkele honderdduizenden geallieerde militairen
in West Duitsland en er zijn bijna 400.000 soldaten in de DDR. Er is een oneindige
reeks van rechtsgeldige verdragen. Dat zijn feiten die niet door een speech
veranderd kunnen worden. In het buitenland behandelt iedereen de hereniging
nu als een hete aardappel. De Amerikanen zullen niet zeggen dat ze ertegen
zijn, dat is riskant, want daardoor kan chauvinisme ontstaan dat er nu nog
niet is. Maar ik geloof dat ze ertegen zijn. Zij hopen alleen dat de Russen
het zeggen.
Er is nog tijd, drie, vier, tien jaar. In die tijd zal er iets anders gebeuren,
niet door staatsverdragen of volkenrechtelijke regelingen, maar doordat de
burgemeesters van Erfurt en Kassel een buslijn openen en de pont over de Elbe
weer vaart, het Siemensconcern plannen maakt voor de electrotechnische industrie
in de DDR, miljoenen mensen heen en weer reizen, een telefoonnet wordt aangelegd.
Er zullen duizend netwerken zijn. Dit maatschappelijke proces is beslissend
en niet een of andere politieke rede. Het leven speelt zich niet af in Brussel,
Bonn of Den Haag. Een volwassen samenleving moet de bezigheden van politici
met ironie bezien.
U gelooft dus niet aan een staatkundig samengaan van de twee Duitslanden?
Dat is overbodig. Ik heb de volgende analogie in gedachten. In 1919 werd in het Verdrag van Versailles bepaald dat Duitsland en Oostenrijk niet samengevoegd mochten worden. Toentertijd was er zowel in Duitsland als Oostenrijk een meerderheid voor de Anschluss. Van 1919 tot 1938 was de Anschluss voortdurend thema in de politiek, tot Hitler in 1938 Oostenrijk onder veel gejuich binnentrok. In 1945 werd Oostenrijk een zelfstandige staat en het thema Anschluss bestaat nu niet meer, noch in Oostenrijk, noch in Duitsland. Zelfs de rechtsradicalen hebben het er niet over. Zo zie je dat een thema verdwijnt door de feitelijke ontwikkelingen. Dat zou ook met de twee Duitse staten kunnen gebeuren. Waarom niet?
U bent optimistisch. Hier op het station las ik een opschrift: 'Oder-Neisse reicht nicht!' Ik vraag me af hoe breed zulke nationalistische gevoelens aanwezig zijn [De Oder-Neissegrens was de nieuwe grens die na de Tweede Wereldoorlog tussen Duitsland en Polen werd getrokken].
Ik geloof niet in een idylle. Democratie is het meest wenselijke stelsel,
maar het is ook erg lastig. Persvrijheid is lastig omdat elke stinkkrant zoveel
modder over ons uit kan storten als ze maar wil. De Bild-Zeitung is
een voortdurende last, de televisie is een last. De democratie is een last
want wij hebben onze Republikaner en Frankrijk heeft Le Pen. Dat moeten we
nu eenmaal verdragen. Ik ben niet zo bang voor de Republikaner, ze moeten
alsmaar hun best doen om een degelijke en burgerlijke indruk te maken, anders
krijgen ze geen stemmen. Tot op heden kun je niet van nationalistische hysterie
spreken. De mensen waren heel bezonnen. Hoe het morgen is weet ik natuurlijk
niet.
De angst van andere volkeren voor de Duitse laars is volgens mij gespeeld.
Het is een fictie, want iedereen weet dat we bezig zijn aan een proces van
ontwapening. Het is een fobie. In werkelijkheid bestaat er angst voor de economische
kracht van Duitsland, niet voor de soldaten. De Fransen ergeren zich erover
dat er meer Duitsers dan Fransen zijn, ze ergeren zich over de D-Mark, over
de concerns, maar die kunnen ze moeilijk moreel veroordelen. Er zijn nu eenmaal
meer Duitsers dan Fransen, de Portugezen moeten er mee leven dat er meer Engelsen
zijn en zo zijn er meer Russen dan Duitsers. Dat zijn de facts of life.
Mij is het opgevallen dat in Nederland juist onder jongeren, die helemaal
geen eigen ervaring met het fascisme hebben, soms een bijzonder goedkope Germanofobie
bestaat. Ze meten zich een valse slachtofferrol en een misplaatste morele
superioriteit aan, terwijl ze in werkelijkheid onder bijna identieke omstandigheden
zijn geboren als de Duitse jeugd. Ze lijken juist heel veel op elkaar.
Hans Magnus Enzensberger, Ach Europa! Waarnemingen uit zeven landen, Bezige Bij, 443p.
© Hans Schoots. Update van een interview dat verscheen
in Vrij Nederland en De Morgen.