HET BRONNENONDERZOEK VOOR GEVAARLIJK LEVEN, EEN BIOGRAFIE VAN JORIS IVENS


Tijdens het onderzoek voor mijn boek Gevaarlijk leven. Een biografie van Joris Ivens in de jaren 1989-1995 heb ik documentatie over Ivens geraadpleegd uit de hele wereld: beroeps- en privecorrespondentie, dagboeken, scenario's, interne documenten van studio's, organisaties, overheidsinstellingen, enzovoort.

Op dat moment bestond bij het Nederlands Filmmuseum in Amsterdam (nu Eye) al een collectie van documenten en foto's die gewoonlijk 'het Joris Ivensarchief' werd genoemd. Nog tijdens mijn onderzoek ging dit over naar de kort daarvoor opgerichte Europese Stichting Joris Ivens (ESJI) onder leiding van Eugene Geldof en eigenlijk Marceline Loridan-Ivens. Sinds najaar 1997 is het gevestigd in Nijmegen (zie website).

De meest complete Ivensfilmcollectie ter wereld was en bleef bij het Filmmuseum/Eye. Via het museum waren alle Ivensfilms voor mijn research beschikbaar, en had ik een goed beeld van allerlei versies van deze films in filmarchieven elders op de wereld.

Maar 'het Joris Ivensarchief' was een wat sugggestieve benaming. Het grootste deel van de Ivensdocumenten was op dat moment nog verspreid over talrijke plaatsen in vele landen, bij particulieren thuis en in de archieven van allerlei instellingen.

Ik heb dit materiaal in mogen zien op die oorspronkelijke verbijfplaatsen en een deel ervan is door mij ontdekt (collectie Ewa Fiszer, collectie Miep Balguérie, materiaal uit een aantal Sovjetarchieven en DDR-archieven, Ivens' FBI-dossier en meer). Van ander materiaal was het bestaan bekend, maar het was nog niet eerder bestudeerd of slechts ten dele (collectie Marion Michelle, Staatliches Filmarchiv der DDR, collectie Hans Ivens, collectie Urias Nooteboom, diverse Nederlandse overheidsarchieven e.a.). Ivens' echtgenote Ewa Fiszer gaf mij in Warschau inzage in haar privecorrespondentie met Ivens, waaruit tot op heden nergens anders is geciteerd dan in Gevaarlijk leven. Marion Michelle liet me niet alleen correspondentie lezen die nooit iemand had gezien, maar ook haar dagboek, waaruit voor het eerst en tot nu toe (2021) ook voor het laatst is geciteerd in mijn Ivensbiografie. Deze documentatie vormde de grondslag voor de nieuwe feiten en inzichten in mijn boek.

Het grootste deel van mijn onderzoeksbudget ging dus op aan reiskosten. Pas in de jaren na de verschijning van mijn boek in 1995 is het merendeel van voornoemd materiaal bij de Europese Stichting Joris Ivens (ESJI) terecht gekomen. In enkele gevallen gebeurde dit door mijn eigen inspanningen. De papieren die Ewa Fiszer mij meegaf 'voor het Filmmuseum in Amsterdam' waren nauwelijks te tillen en op het vliegveld van Warschau moest ik aardig wat bijbetalen.

Anders dan ik had verwacht ging deze collectie niet alleen over de periode waarin Ivens met Ewa Fiszer getrouwd was (1951-1967). Hij bevatte uniek materiaal vanaf midden jaren dertig, de periode van Ivens' werk in China en van zijn verblijf in de Verenigde Staten voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ivens had het in de vroege jaren zestig vanwege zijn vele omzwervingen in Warschau achtergelaten in een grote dekenkist. Niemand buiten Ewa wist na Ivens' dood in 1989 dat het er nog altijd lag.

Ewa Fiszer meende te weten dat het Filmmuseum in Amsterdam 'het Ivensarchief' beheerde. In werkelijkheid was de daar aanwezige Ivenscollectie toen onderwerp van een heftige strijd tussen het museum en de Europese Stichting Joris Ivens. Voor haar was al dit gedoe vanuit Warschau niet te volgen.

Kort na mijn terugkeer uit Polen heb ik dan ook contact opgenomen met de strijdende partijen: aan de ene kant het Filmmuseum, aan de andere kant Marceline Loridan voor de ESJI. Beide vroegen mij de Warschause papieren onder mij te houden tot de conflicten voorbij waren. Toen de partijen eenmaal een overeenkomst hadden gesloten en het stof enigszins was opgetrokken, heb ik in de geest van Ewa Fiszer gehandeld en haar spullen op mijn eigen initiatief aan de Ivensstichting overhandigd.

Een groot deel van het hierboven genoemde archiefmateriaal is vijfentwintig jaar later nog nooit door andere onderzoekers gebruikt.

 

^