Drie dagen na de bloedige onderdrukking van de studentenprotesten op Tiananmen, schreef ik een commentaar op de gebeurtenissen in Beijing in De Groene Amsterdammer. Er zijn enkele toelichtingen tussen rechte haken toegevoegd:
Door Hans Schoots, De Groene Amsterdammer, 7 juni 1989 - Met de massamoord in Beijing komt ongetwijfeld een definitief einde aan de bereidheid van weer een generatie – die van de achtenzestigers – om het communisme te vergoelijken. 'Beijing 1989' vormt een nieuw dieptepunt in de communistische geschiedenis, vanwege de grenzeloze wreedheid waarmee vreedzaam protest werd onderdrukt en de onverbloemde minachting voor de bevolking.
Middels geheime crematies werd zelfs de slachtoffers het recht ontzegd dood te zijn. Toen de partijleiding vervolgens bekend maakte dat er nauwelijks doden waren gevallen, terwijl de gehele wereld het tegendeel had gezien, liet ze met deze herschrijving van de geschiedenis een wrange karikatuur zien van Orwells 1984.
Alle historische feiten en personen treden tweemaal op – heeft Karl Marx eens gezegd – de ene keer als tragedie, de andere keer als klucht. Ook op dit punt heeft hij zich vergist. In de communistische wereld volgen de drama's elkaar op in een onophoudelijke reeks.
In 1918 liet Lenin het Russische parlement ontbinden, nadat de bolsjevistische partij in door haarzelf georganiseerde verkiezingen slechts een minderheid van de stemmen behaalde. Sindsdien is de geschiedenis van het communisme er een van doorlopende gewelddadige repressie.
De onderdrukking van Kronstadts matrozenopstand in 1921 [waarin de revolutionaire bemanningen van Russische oorlogsschepen in opstand kwamen tegen hun eigen bolsjevistische regering], twintig jaar stalinistische terreur, Berlijn 1953, Boedapest 1956, Praag 1968, de Chinese Culturele Revolutie, de moordzucht van Pol Pot – er lijkt geen einde te komen aan de nachtmerrie.
Fellow-travellers
George Orwells kritiek op het communisme verscheen in de jaren dertig en veertig, Arthur Koestlers afrekening met het stalinisme in de roman Nacht in de namiddag [Darkness at Noon] stamt uit 1940 en het boek De god die faalde, waarin ex-communisten als Koestler, [Ignazio] Silone, [Richard] Wright, [Andre] Gide en [Stephen] Spender het communisme veroordeelden, werd uitgegeven in 1950 [diverse auteurs waren prominente partijcommunisten geweest, andere waren ex-fellow-travellers].
Alles was reeds bekend. Maar bij de Westerse generatie van de jaren zestig ontstond groot optimisme over het 'Chinese experiment' en het Cubaanse en Noord-Vietnamese communisme. (Castro stond deze week als eerste klaar om zijn instemming te betuigen met de terreur van het Chinese leger.)
Dankzij de massademocratie van de Culturele Revolutie zouden China's machthebbers niet in bureaucratisme vervallen, zoals was gebeurd met de leiders in het Kremlin. Mao's ijlhoofdige improvisaties pasten bij het heersende utopische denken. Juist zijn totalitaire streven de mens in ieder opzicht nieuw te modelleren mocht te onzent op sympathie rekenen.
Hetzelfde portret van de Grote Roerganger dat nu alleen nog boven de poort van de Verboden Stad hangt, sierde twintig jaar geleden de wand van menig jongerencentrum in Nederland en Jean-Paul Sartre colporteerde in Parijs voor de camera's met het maoïstische orgaan La Cause du Peuple. Weliswaar voelden slechts weinigen zich geroepen het maoïsme in de westerse industrielanden te praktiseren, in de derde wereld kon men er een voorbeeld aan nemen, wisten de welvaartskinderen uit de kapitalistische metropolen.
Kwaadschiks
Toch was het juist de Chinese Communistische Partij die zich na Stalins dood met recht beschouwde als de ware erfgenaam van het stalinisme, slechts naar de kroon gestoken door het zusterpartijtje van Albanië. Stalin was '70 procent goed, 30 procent fout', orakelde Mao. In 1956 stuurde hij Zhou Enlai [de Chinese premier en minister van buitenlandse zaken] naar Moskou om er bij de aarzelende Chroetsjtsjov [een wat meer gematigde opvolger van Stalin] op aan te dringen in te grijpen in Hongarije, toen daar diezelfde 'contrarevolutie' de kop op stak die zich nu op het Tiananmenplein heeft geopenbaard.
De Chinese partijleiding veroordeelde in 1968 weliswaar het Sovjet-ingrijpen in Tsjechoslowakije als 'sociaal-imperialisme', maar niet uit sympathie met de verlichte politiek van Dubcek [de leider van Tsjechoslowakije die 'socialisme met een menselijk gezicht' nastreefde], die in maoïstische ogen slechts een andere variant op het verderfelijke bourgeois-denken in Oost-Europa vertegenwoordigde.
De Culturele Revolutie, een gestuurde beweging gericht tegen Mao's politieke vijanden, resulteerde in honderdduizenden doden, terwijl miljoenen mishandeld, getreiterd en geestelijk kapot werden gemaakt, alles voor de schepping van Mao's 'Nieuwe Mens'.
Naarmate de jaren zeventig vorderden werd het karakter van de Culturele Revolutie voor westerse sympathisanten en het blijft een verdienste van Deng [Xiaoping] en de zijnen dat zij de praktische gevolgen van Mao's ideologische extremisme hebben onthuld, zij het lang nadat verguisde wetenschappers als Simon Leys dit op accurate wijze hadden gedaan.
Midden jaren zeventig noemde De Groene de visie van Leys nog 'moralistisch gebabbel' en in de Haagse Post kon men lezen: 'Leys kletst dus maar wat.' Anja Meulenbelt trof zelfs begin jaren tachtig in de Volksrepubliek nog een idylle aan: [lang citaat weggelaten].
Degenen die bij ons aanvankelijk positief stonden tegenover het Chinese communisme waren toen trouwens merendeels al 'anti-anti-communist' geworden. Wat is een anti-anti-communist? Deze moeilijk te definiëren soort ziet heel goed dat er van alles mis is aan het praktisch toegepaste gedachtegoed van Karl Marx, maar wil er niet teveel kritiek op horen omdat dit, zoals de staande uitdrukking luidt, 'rechts in de kaart speelt'. Ze is dan ook niet van mening dat democratisch rechts nog altijd verre te verkiezen is boven het fundamenteel antidemocratische communisme.
Je kunt je afvragen waarom de CPN [Communistische Partij van Nederland] in ons land nog altijd zo hecht aan haar naam, terwijl deze partij de bijbehorende beginselen nu juist wel naar de prullenmand heeft verwezen. 'De traditie,' is meestal het antwoord, maar het positieve in de CPN-traditie was niet het communistische maar het niet-communistische: het antifascisme [verzet in de Tweede Wereldoorlog] en de vakbondsstrijd. Wellicht kan de CPN zich binnenkort via een Groen-linkse fusie op elegante wijze van haar zwaarbelaste naam ontdoen.
De hervormingspolitiek in de socialistische landen is een reëel feit, ook na de moordpartij op en rond het Tiananmenplein [In de Sovjetunie had Gorbatsjov de perestrojka afgekondigd, de communistische regering van Polen viel in juni 1989 en vijf maanden later viel de Berlijnse Muur]. Maar de jongste gebeurtenissen in Beijing hebben getoond dat veranderingen binnen het communistische stelsel op een grens stuiten, die ligt bij de aantasting van de voornaamste politieke grondslag van het systeem: de 'dictatuur van het proletariaat' [in werkelijkheid de dictatuur van de partij].
Zelfs in Polen, waar de politieke hervormingen ongekend ver gaan, houdt de partij vooralsnog alle machtsmiddelen in handen, zodat ze op welk gewenst moment van koers kan veranderen. Het is niet uitgesloten dat de Poolse partij ooit besluit haar machtsmonopolie werkelijk op te geven, maar dit zou niet minder betekenen dan een totale breuk met het communisme. Temeer omdat te betwijfelen valt of er na vrije verkiezingen enig communistisch regime op de wereld aan de macht zou blijven.
De oude garde in het Chinese partijcentrum Zongnanhai heeft uiteindelijk met paniekerige krampachtigheid gereageerd op de oppositie, omdat zij heel goed beseft dat inwilliging van de gestelde eisen het einde van de partijdictatuur betekent, een heerschappij die in haar eigen ogen niet hoeft te worden gelegitimeerd door de meerderheid van het volk, maar slechts door het zogeheten wetenschappelijk socialisme, dat de 'objectieve' belangen van de arbeidersklasse representeert. Het proletariaat weet zelf niet wat goed voor haar is, schreef Lenin reeds, het is de taak van de partij haar het 'juiste' inzicht bij te brengen. Zoals we inmiddels weten: goedschiks of kwaadschiks.
Banditisme
Deng Xiaoping was indertijd pragmatisch genoeg om hervormingen te bepleiten nadat de maoïstische economie was vastgelopen, maar wijzigingen in de economische structuur zijn iets van een andere orde als machtspolitieke concessies. Van werkelijke democratisering heeft Deng nooit willen weten.
Toen in 1978 een democratische oppositie ontstond, zei Deng volgens Mao's beproefde Culturele Revolutiemethode: 'Als de massa's boos zijn, moeten we ze dat laten uiten.' Maar toen hij zo zijn positie had versterkt, werd de Democratische Muur verboden, het recht muurkranten aan te plakken ostentatief uit de grondwet geschrapt, en Wei Jinsheng, een van de leidende opposanten, tot vijftien jaar veroordeeld. Vijf jaar geleden liet het Chinese regime weten dat het voor de bestrijding van het banditisme 'goed is een paar mensen te executeren als voorbeeld voor de rest.' Het werden er geen paar, maar naar schatting tienduizend [op en rond Tiananmen].
In een interview met Oriana Fallaci zei Deng: 'Er zijn mensen die geen oog hebben voor de werkelijkheid. Ze staan Pol Pot niet toe zijn fouten goed te maken.' Fallaci repliceerde:
'Ik ben bang dat ik me tot die mensen moet rekenen, mijnheer Deng.'