SPUI 25: DE ERFENIS VAN PROVO
Omdat het in mei 2015 vijftig jaar geleden was dat Provo werd opgericht, hield Spui25, het debatcentrum van de Universiteit van Amsterdam, op 29 mei 2015 een bijeenkomst onder de titel De erfenis van Provo. De sprekers, die ieder tien minuten kregen voor het debat losbarstte, waren Virginie Mamadouh, Eric Duivenvoorden en Hans Schoots. Moderator was NRC-redacteur Hubert Smeets. Hieronder de tekst van mijn inleiding
Door Hans Schoots
In 1966 zat ik in Tilburg op de middelbare school. Daar werd in de klas bij het vak Nederlands een debat gehouden over Provo, dat bestond van 1965 tot 1967. De hele discussie ging maar over een ding: wat te denken van het Witte Fietsenplan? Het ging niet over de happenings bij het Lieverdje, over rellen met de politie of over prins Claus.
Wat ik hiermee wil zeggen is: in deze willekeurige klassendiscussie werd Provo op de eerste plaats gerelateerd aan een belangrijke maatschappelijke kwestie: de milieuvervuiling en de verstopping van de binnensteden door het autoverkeer. Dat past mooi bij mijn stelling dat Provo een tamelijk uitgesproken maatschappijvisie vertegenwoordigde en dat dit in de openbaarheid door velen werd gezien. Zelfs door middelbare scholieren.
Het Witte Fietsenplan was niet alleen een gimmick om media-aandacht te trekken, het was onderdeel van een bepaalde kijk op de wereld. Door voor het eerst voor heel Nederland een nijpend grootstedelijk probleem op de publieke agenda te zetten, werden meteen ook algemenere vragen bij de bestaande samenleving gesteld. De milieuvervuiling en de verstopping van de binnensteden waren daarin uitingen van een systeem waarin mensen moesten wijken voor rationalistische planning en commercie.
Een belangrijk trefwoord bij Provo was natuurlijk 'de consumptiemaatschappij'. Eigenlijk is in dit woord de provovisie op de toenmalige samenleving al bijna volledig samengevat. Want wat was de consumptiemaatschappij?
Het was de wereld waarin de mens is gereduceerd tot een producerend en vooral consumerend wezen, niet uit materiële nood, maar juist als gevolg van zijn welvaart.
Het was een samenleving waarin 'de gevestigde orde' erop aan stuurde de massa onmondig maar tevreden te houden.
Het woord 'klootjesvolk', dat Provo veelvuldig gebruikte om de grote massa mee te omschrijven, was niet alleen een scheldwoord, er zat een opvatting achter over de positie van de doorsnee burger in de moderne industriële samenleving.
Tot het zogeheten klootjesvolk behoorde bijna de hele bevolking, die met materiële vooruitgang werd afgekocht, ophield zelfstandig na te denken en zo de vrije hand gaf aan Het Systeem. Alleen het provotariaat onttrok zich daaraan.
Zeker ging Provo ook over de vooral achteraf zo vaak aangehaalde vrijheid en individuele expressie. En had het als tegendeel daarvan een afkeer van burgerlijkheid. Maar het ging om veel meer. Provo wees het hele bestaande maatschappelijke stelsel af.
Hier kan tegenin worden gebracht dat Provo geen eenheid was, maar slechts een los verband van individuen met grote onderlinge verschillen. Dat is grotendeels waar. Des te opmerkelijker is het, dat er wel degelijk een zekere samenhang in ideeën is te ontdekken achter het chaotische straattheater bij het Lieverdje, de botsingen met de politie en het effectbejag van de rookbommen bij het huwelijk van Prinses Beatrix en Prins Claus.
Al is er misschien geen programmatische tekst waarin Provo als groep zijn wereldbeeld systematisch uit de doeken doet, wanneer je haar schriftelijke en mondelinge uitingen bij elkaar neemt, de artikelen in het blad Provo, de vele interviews van allerlei provo's met de media, vormen al deze uitingen samen een tamelijk dichte wolk van ideeën.
Hierbij moet wel gezegd worden dat het zo opdoemende wereldbeeld niet exclusief was voor Provo. Uniek aan Provo was het ludieke en creatieve, haar ideeën over de samenleving waren dat niet. Ze kwamen in diezelfde tijd ook elders in de Westerse wereld op. Ze zijn bijvoorbeeld terug te vinden in het werk van de sociaalpsycholoog Erich Fromm, dat al in de jaren vijftig vrijwel onopgemerkt in het Nederlands was verschenen en van wie in ieder geval Roel van Duijn al voor Provo enkele boeken had gelezen. Bij Erich Fromm draait alles om 'vervreemding': de moderne mens is vervreemd van zijn eigen samenleving. De rationele logica van het systeem maakt de samenleving welvarend maar onmenselijk en dat geldt ook voor niet-kapitalistische moderne samenlevingen.
Nederland was in de naoorlogse decennia een uitgesproken moderne samenleving aan het worden. Na de eerste moeizame opbouwjaren kort na de Tweede Wereldoorlog ging in de jaren vijftig het hele land op de schop:
Het was een tijd waarin ingenieurs en wetenschappers een grotere invloed op alle beleidsterreinen uitoefenden dan ooit daarvoor.
De industrialisering boomde.
Het hele platteland werd rationeel geherstructureerd.
De stadsinrichting en het vervoer werden vernieuwd volgens het heersende functionalistisch-rationalisme.
De wetenschappen – zoals de sociologie – en het maatschappelijk werk werden gemoderniseerd naar Angelsaksisch model.
Met Dr. Spock waaiden er nieuwe ruimdenkende opvoedingsmethoden over uit Amerika.
De huisvrouw zou niet meer elke dag hoeven te sloven omdat haar huishoudelijke handwerk werd overgenomen door apparaten en machines.
De jaren vijftig kenden kortom een ongekend streven naar verandering. 'Modern' was het woord waar alles om draaide.
Anders dan de jaren zestigjeugd vaak dacht, waren hun ouders dan ook overwegend erg veranderingsgezind. Het verschil tussen beide generaties was niet dat de ene verandering wilde en de andere die tegenhield. Ze wilden allebei verandering, maar van een totaal verschillende soort. Ouderen waren naar hun eigen overtuiging bezig de wereld te verbeteren, en begrepen niets van de jeugd die dat niet op prijs stelde.
Deze jeugd verzette zich tegen de modernisering die voor de ouderen een ideaal was. Provo was een exponent van deze anti-moderne beweging en stond wat dat betreft in een oude traditie, waarin namen vallen als de negentiende-eeuwers Proudhon, Thoreau, Tolstoj, Frederik van Eeden en Kropotkin.
Provo wilde:
Niet de auto maar de fiets.
Niet de grootschalige milieuvervuilende massaproductie maar kleinschaligheid.
Niet de bureaucratie maar het onafhankelijke individu.
Niet de ijzeren logica van het rationalisme maar de creatieve inval en het onverwachte.
[Tijdens de bijeenkomst bij Spui25 werd de vraag gesteld hoe de jaren vijftig als periode van snelle modernisering te rijmen zijn met de behoudende mentaliteit die blijkt uit bijvoorbeeld de bisschoppelijke richtlijn van 1954 die katholieken verbood lid van de VARA en het NVV te worden, of het feit dat vrouwen tot 1957 volgens de wet 'handelingsonbekwaam' waren.
Deze tegenstelling tussen modern en behoudend bestond en hij is lastig helemaal te verklaren. Zonder er direct begrippen bij te halen als onderbouw, bovenbouw en 'onvermijdelijk', ben ik er toch van overtuigd dat de grotere ruimdenkendheid van de jaren zestig er ook zonder Provo was gekomen. Intussen zijn de twee voorbeelden niet sterk: in 1957 werden vrouwen dus juist wel 'handelingsbekwaam' en de bisschoppelijke angst voor de VARA en het NVV kan misschien worden verklaard uit een neiging onder katholieken juist de socialistische kant op te bewegen.]
II
Wat is er nu, vijftig jaar na de oprichting van Provo, terecht gekomen van het streven van deze beweging?
Hierop zijn twee antwoorden mogelijk, die corresponderen met de twee gedaanten die Provo indertijd heeft aangenomen.
De ene gedaante was die van een beweging die allerlei concrete veranderingen in het dagelijks leven wilde realiseren.
Als je het zo bekijkt is er sinds de jaren 1965-1967 veel veranderd. Mede dankzij Provo en haar opvolgers, zoals de Kabouterbeweging, is het autoverkeer in Amsterdam sterk teruggedrongen ten gunste van de fiets. De functionalistische herinrichting van de stad, waar de overheden begin jaren zestig nog van droomden, is van de baan. De hoogbouw, de zesbaanswegen en fly overs die men zich in het stadscentrum voorstelde zijn er niet gekomen. Er is nu aandacht voor stadsnatuur en er zijn talrijke winkels voor biologisch verantwoorde voeding. De individuele vrijheid en de ruimte voor eigenzinnig gedrag zijn enorm veel groter geworden en er zijn tegenwoordig overal creatieve broedplaatsen te vinden.
De andere gedaante van Provo is samengevat in een welbekend citaat uit het blad Provo nummer 1. Het was haast een beginselverklaring.
Het citaat luidt natuurlijk:
'Provo ziet in dat het de uiteindelijke verliezer zal zijn, maar de kans deze maatschappij althans nog eenmaal te provoceren, wil het zich niet laten ontgaan.'
Met andere woorden: wat wij ook doen, wij verliezen toch en het systeem gaat gewoon door.
Wie het zo bekijkt, zal de resultaten minder optimistisch beoordelen. En zal zeggen dat in die hele tijdspanne van een halve eeuw sinds Provo zegge en schrijve 2 procent van de auto's energiezuinig is geworden. [cijfer NRC april 2015/Bovag]. En om daar nog een zure vraag aan toe te voegen: is dat niet voor een groot deel te danken aan de hoge olieprijzen?
Van de voedselproductie is in die halve eeuw 6,1 procent duurzaam geworden. [Cijfer 2013. Duurzaam Voedsel Monitor]
En de menselijke stad waar indertijd strijd voor werd gevoerd, is wel voor een deel gerealiseerd, maar is tegelijk een privilege geworden voor het hoogopgeleide deel van de bevolking. Voor de anderen is overloop naar de slaapsteden en buitenwijken nog net zo actueel als vijftig jaar geleden.
De technocratisering en de bureaucratisering van de samenleving zijn in Nederland (en in de hele moderne wereld) in de afgelopen halve eeuw gegroeid in een mate die men zich indertijd niet eens kon voorstellen. Dat hebben Provo noch anderen kunnen tegenhouden. Bijna elk detail van ons privéleven is in onze informatiemaatschappij ongevraagd voor derden toegankelijk. Mensen worden via de informatietechnologie gestuurd en beïnvloed op een schaal die in de jaren zestig onbekend was.
Je kunt je afvragen of de individuele en creatieve vrijheid die we ervaren, en de lichte toename van de duurzaamheid, zich niet voornamelijk afspelen in een niche die het systeem niet aantast.
Laten we hopen dat Provo het in zijn pessimistische gedaante mis had, maar zeker ben ik er niet van.