Door Hans Schoots - Op 2 februari 2015 ging bij Eye Filmmuseum de documentaire Rebelse Stad van regisseur Willi Lindwer in première. Onderwerp: de Provobeweging van 1965-1967.
Vijftig jaar geleden, in 1965, verscheen het tijdschriftje Provo 1. De daarin afgedrukte proclamatie, geschreven door de belangrijkste denker van Provo, Roel van Duijn, bevatte de volgende zin: 'Provo ziet in dat het de uiteindelijke verliezer zal zijn, maar de kans deze maatschappij althans nog eenmaal hartgrondig te provoceren, wil het zich niet laten ontgaan.'
Een radicaal standpunt, gebaseerd op de overtuiging dat de bestaande samenleving als geheel moest worden afgewezen.
Naar aanleiding van het uitkomen van de documentaire Rebelse Stad, zat Van Duijn vijftig jaar later op Radio 1 in de Tros Nieuwsshow (31-1-2015). Daar las presentatrice Mieke Van der Weij bovenstaand citaat uit Provo 1 voor. Van Duijns reactie: 'Dat viel reuze mee, want we hebben gewonnen, eigenlijk.' Van Duijn was een vrolijke hervormer geworden.
Maar gewonnen? Enkele willekeurige voorbeelden. Op dezelfde pagina in Provo 1 wordt de burokratie als een van de grote vijanden genoemd. Tussen 1965 en 2015 zijn de bureaucratie en de controle op de burger gigantisch toegenomen. En provo Luud Schimmelpenninck probeerde anno 2014 voor de zoveelste keer opnieuw in de gemeenteraad van Amsterdam te komen om zijn witte fietsenplan uit 1965 gerealiseerd te krijgen. Tevergeefs. Provo heeft in Nederland als eerste het milieu publiekelijk op de kaart gezet, toen nog geen enkele politieke partij zich ermee bezig hield. Na een halve eeuw is het aandeel duurzame producten in de voedingssector 6,1%. Er is op dit punt vooruitgang, maar voor toenmalige Provobegrippen weinig.
Eigenlijk is ontzettend grote tevredenheid van provo's over zichzelf de hele toon van Rebelse Stad. Regisseur Willi Lindwer was deel van de beweging en was veelvuldig aanwezig bij de happenings die rond Het Lieverdje op het Amsterdamse Spui werden gehouden. In zijn film kijkt hij met veel weemoed terug op die tijd. Voor degenen die net als hij voornamelijk op zoek zijn naar jeugdsentiment is dat mooi, maar voor wie een nieuw inzicht zoekt, kritische twijfel bij de makers verwacht of enige notie hoopt te krijgen over hoe andere segmenten van de samenleving tegen Provo aankeken, wordt teleurgesteld. We krijgen de onkritische visie van voormalige provo's op Provo.
Wanneer je Rebelse Stad moet geloven - het begint al bij de trailer - was er voor 1965 niets dan duisternis, is Neêrlands vrijheid daarna begonnen en is die grotendeels aan Provo te danken. Dit simplistische beeld is betreurenswaardig, omdat Provo wel degelijk belang heeft gehad, en je zo geneigd raakt ook daaraan te gaan twijfelen. Hoewel, groot is dit gevaar niet, zolang respectabele kranten deze mythe in hun besprekingen van Rebelse stad klakkeloos overnemen. Volgens Provo en andere opposanten was Nederland een verstarde, verzuilde, regenteske, onvrije samenleving. Dit is een halve waarheid. Nederland bevond zich na de Tweede Wereldoorlog in een snel moderniseringsproces en op al deze terreinen waren ook in de jaren vijftig en de vroege jaren zestig al veranderingen gaande, ook in de mentaliteit van de bevolking. Het toverwoord daarin was modernisering. Alles moest modern. Het starre beeld van het verzuilde Nederland dat door de jaren zestiggeneratie werd gekoesterd, is door wetenschappelijk onderzoek (m.n. in een groot researchproject naar verzuiling onder leiding van professor Hans Blom), voor een belangrijk deel onderuit gehaald. Ook in de jaren vijftig was een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking niet met een katholieke, protestantse of socialistische zuil verbonden en wie dat wel was, liet zich daar beslist niet altijd de wet door voorschrijven.
De kwestie van de door Provo bevochten vrijheid is een onderwerp apart. Het lijkt geen toeval dat burgemeester Eberhard van der Laan in zijn toespraak aan het begin van de premièreavond bij Eye memoreerde hoe de Nederlandse vrijheid vorm kreeg in de zestiende en zeventiende eeuw. Zijn historische visie op Provo beperkte hij wijselijk tot een eigen jeugdherinnering: toen hij vroeger in Rijnsburg woonde had hij 13 jaar lang een hond die Provo heette.
Op één punt miste hij met deze slalomtactiek wel een kans. De gebeten hond voor Provo in Amsterdam was immers een oude voorganger van Van der Laan, burgemeester Gijs van Hall. In de jaren 1965-1967 kwam het in Amsterdam zoals bekend veelvuldig tot confrontaties tussen activisten en politie. Een van de groepen die daar een rol in speelde was Provo, daarnaast waren er andere, van studenten die tegen de Vietnamoorlog demonstreerden tot boze bouwvakkers.
Vanwege de voortdurende chaos in de stad verzocht de regering Van Hall in 1967 te vertrekken. Kan gebeuren. Van Hall kreeg de schuld, ook van Provo. Maar dat Van Hall een integer bestuurder was en bovendien een groot man uit het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog, daar had Provo geen oog voor. Twintigjarigen kunnen vernieuwend denken, maar beseffen gewoonlijk niet hoe weinig ze weten. De eerste die Van Hall publiekelijk rehabiliteerde was Geert Mak in zijn boek Een kleine geschiedenis van Amsterdam uit 1995. Dat het geen kwaad had gekund wanneer Van der Laan dit onderwerp nog eens had aangesneden, bleek even later toen de film onderweg was. Daarin werden fragmenten getoond uit het beroemde interview dat Mies Bouman in 1966 met Van Hall had, waarin hij zowat in tranen uitbarstte omdat hij er niet in slaagde een oplossing te vinden voor de geweldsescalatie in Amsterdam. Maar juist dat kwetsbare moment ontbreekt in Rebelse Stad. Is dit toeval, of is het omdat het niet in het gewenste beeld past? In de film is Van Hall nog dezelfde kwalijke figuur waarvoor hij indertijd op straat werd gehouden.
Er viel in die jaren wel wat aan te merken op de wetgeving ten aanzien van burgerlijke vrijheden, zoals er al eeuwen meningsverschillen zijn over hoe Nederland moet worden ingericht. Burgers hebben zich dan ook vaak genoeg de vrijheid genomen om op allerlei gebieden verandering af te dwingen. Provo was een van de vele verschijnselen in die traditie. Maar de escalatie van midden jaren zestig had veel meer te maken met een totaal wederzijds onbegrip tussen de generaties. Terwijl de meeste ouderen in de naoorlogse decennia met een ongeëvenaarde moderniseringsslag dachten de wereld beter te maken voor hun kinderen, wilden die daar niets van weten. De oude garde had geen idee wat de jeugd dan wel wilde en had het gevoel dat die alleen maar kapot wilde maken.
Een onderwerp waarover Rebelse stad nog exact dezelfde visie geeft die Provo er in 1966 over had, is het huwelijk van Prinses Beatrix en Claus von Amsberg. Zelfs de misplaatste suggestie dat Claus bij de SS is geweest, wordt onweersproken herhaald. Voor de goede orde: Claus kwam uit Duitsland, was 18 jaar toen de Tweede Wereldoorlog eindigde en was in de oorlog dienstplichtige en verplicht lid van de Hitlerjugend geweest. De acties die voor en tijdens het huwelijk op touw werden gezet – waaronder de bekende rookbommen – worden in Rebelse Stad als heldendaden in herinnering gebracht, met als demagogisch contrapunt beelden van marcherende pelotons van de politie en de landmacht, in uniformen die volgens het commentaar leken op die van de Duitsers tijdens de oorlog. Nergens de vraag of er niet een tegenstrijdigheid zit in het feit dat Claus eerst zowat persoonlijk voor Auschwitz ('Clauschwitz') verantwoordelijk werd gesteld en later zelfs door zijn voorheen grootste vijanden als een goed mens werd geprezen. De waarheid is helaas dat het Provo – en anderen – indertijd niets kon schelen wie hij was.
Rebelse Stad geeft interessante historische beelden van het verschijnsel Provo maar een totaal eenzijdige visie op die tijd. Jammer dat de mensen die erin voorkomen, bijna allemaal ex-Provo's, zo overmatig content zijn met zichzelf. Voor mensen die indertijd erg kritisch waren, is dit totale gebrek aan zelfrelativering opmerkelijk te noemen. Rebelse Stad documenteert 50 jaar na dato vooral Provonostalgie.