Anton van Munster (l.)
Anton van Munster was vele jaren Bert Haanstra's vaste cameraman en werkte ondermeer met de natuurfilmer Hugo van Lawick. Bij de voorbereiding van de DVD-box Bert Haanstra Compleet werd hem om advies gevraagd. Hij kwam met een mededeling die de filmhistorici verbaasde: vanaf eind jaren vijftig werden films van Haanstra die op formaat 3:4 (Academy Ratio) werden opgenomen in de bioscoop vaak vertoond met een masker in de projector, waardoor ze op het doek een widescreen-formaat (meestal 1:1,66) kregen. De films werden bij voorbaat al met dit projectieformaat voor ogen opgenomen, bijvoorbeeld door de zoeker van de camera onder en boven af te plakken, of door een speciaal matglas te gebruiken. Voor Hollywood-films was dit niet ongewoon, dat het ook bij Nederlandse films werd gedaan is nieuws.
Wanneer het klopte, was het belang voor DVD duidelijk: een film die indertijd wel op 3:4 was opgenomen, maar met de bedoeling hem in widescreen in de bioscoop te projecteren, moest logischerwijs ook in widescreen-formaat op DVD.
Aanvankelijk stuitte Van Munsters bewering vooral op ongeloof. Bij een rondgang in filmhistorisch Nederland bleek dat vrijwel niemand ooit had gehoord dat er op deze manier werd gewerkt met Nederlandse films. Hoe de widescreenprojectie internationaal doorbrak en hoe daarbij maskers in de projector werden gebruikt is wel te lezen op gespecialiseerde websites. Zie bijvoorbeeld: http://www.widescreenmuseum.com/widescreen/evolution.htm
Karel Dibbets van de Universiteit van Amsterdam wist te vertellen dat studenten van de Filmacademie in de tweede helft van de jaren zestig met een afgeplakte zoeker werkten met het oog op latere widescreenprojectie.
Een eerste onderzoekje wees snel uit dat Van Munster waarschijnlijk gelijk had. Eddy van der Enden was in de jaren vijftig cameraman bij Haanstra. Hij vertelde dat producent Rudi Meyer hem bij de opnamen van Fanfare (1958) had bezworen dat de film voor drie vertoningssituaties geschikt moest zijn: widescreen in de bioscoop, 3:4 op televisie en 3:4 voor 16mm vertoning. Met dat doel werd er een speciaal matglas voor de camerazoeker uit Duitsland gehaald. Wie Fanfare met deze wetenschap bekijkt kan slechts bewondering hebben voor het vakmanschap van Van der Enden, want het beeld is steeds zo ingericht dat er boven en onder een strook vanaf kan, maar er tegelijk aan die randen nog wel zoveel interessants te zien is dat zowel op widescreen als op 3:4 een volwaardige vertoning mogelijk is.
Hoe wijd verbreid het gebruik in Nederland is geweest ook Nederlandse 3:4 films op widescreen te vertonen, is vooralsnog moeilijk na te gaan. Dit zou een uitvoerig onderzoek onder een groot aantal oudere operateurs of in de archieven van distributeurs vereisen. Maar dat de makers van een aantal Haanstra-films deze intentie hadden, kan op grond van de mededelingen van Van Munster en Van der Enden in combinatie met algemenere gegevens moeilijk in twijfel worden getrokken.
Eddy van der Enden opperde Fanfare in 'milde widescreen' op DVD te zetten, maar dit blijkt technisch niet haalbaar, zodat het toch het aloude 3:4 wordt. Alleman 'van' Anton van Munster (1963) komt wel in widescreen op DVD. De stem van het water, opgenomen in Techniscope, kwam er sowieso al in cinemascoopformaat op, anders dan bij de VHS-uitgave van begin jaren negentig, toen De stem van het water tot 3:4 werd gemutileerd. Voor een aantal van Haanstra's opdrachtfilms geldt dat ze gemaakt zijn voor vertoning buiten de bioscoop: op scholen, in bedrijven, op ambassades. Daar werden ze op 3:4 geprojecteerd, in veel gevallen op 16mm film, dat alleen de verhouding 3:4 kent.
Een vraag die met dit alles wel opdoemt, is hoe het zit met de films van andere Nederlandse regisseurs uit de periode die begint rond het midden van de jaren vijftig en loopt tot eind jaren zestig. Vaak zijn die zonder meer in 3:4 formaat op DVD gezet, maar is dat wel terecht?
© Hans Schoots, zomer 2007.