DE KUNST VAN DE BEPERKING
Waarom Shakespeare nooit klaagde over het format van een sonnet

Bij elk debat over de al dan niet creatieve documentaire staat er wel iemand op die klaagt over het 'format' dat de televisie als medefinancier aan de filmmaker oplegt. Dit houdt in dat van een regisseur vaak, maar niet altijd, wordt verlangd dat hij of zij zich houdt aan een lengte die past in de uitzendblokken op de televisie. Een bij documentaires geregeld voorkomend format is 50 minuten. Sommige filmmakers en andere liefhebbers vinden het een schande dat een artiest zo verplicht wordt zich aan een vooraf bepaalde lengte te houden.

Als u het mij vraagt is dit standpunt uiting van een volstrekt achterhaalde conceptie van het kunstenaarschap, die weliswaar nog populair is onder doorsnee-museumbezoekers, maar weinig te maken heeft met de realiteit van de kunst- of filmgeschiedenis. Het is de welbekende romantische voorstelling van de kunstenaar als eenzaam genie dat welhaast tegen zijn eigen zin getroffen wordt door hemelse inspiratie en zijn allerindividueelste expressie vrij baan moet kunnen geven.

Toch zijn er geen klachten bekend van William Shakespeare vanwege het feit dat hij zich in zijn sonnetten moest houden aan de strenge regels die daarvoor bestaan. Evenmin is er protest overgeleverd van de gebroeders Van Eyck omdat ze 'Het Lam Gods' moesten schilderen op deurtjes met de formaten die nu net in de Sint-Baafskathedraal van Gent gewenst werden. Het zijn slechts enkele voorbeelden van een algemener gegeven: in zekere mate is de kunst vrijwel altijd opdrachtkunst geweest en ze is daar bepaald niet slechter van geworden. Documentairemakers die kunstenaar willen zijn bevinden zich wat dat betreft in het allerbeste gezelschap, vooral wanneer we bedenken dat zij veel meer geld nodig hebben om te kunnen werken dan al die grote gebonden kunstenaars vóór hen.

Door de jaren heen hebben internationale IDFA-jury's met ervaren filmmakers onder hun leden erover geklaagd - soms zelfs zwart op wit in het juryrapport - dat veel van de documentaires in de competitie domweg te lang waren. Een mening die ik als toeschouwer van harte onderschrijf. Je zou haast zeggen: goddank kan via de televisie tenminste íemand de tijdsduur nog aan banden leggen. Zelf heb ik tijdens een IDFA-bijeenkomst weleens voorgerekend dat de meeste films van Joris Ivens - naar wie tenslotte de hoofdprijs van IDFA is genoemd - de vijftig minuten niet overschrijden.

De door de IDFA-jury's becritiseerde filmmakers moet het hebben ontbroken aan de vormgevende kracht, de helderheid en de creativiteit die zich uit in de beperking. Kortgezegd: wie zich door een televisieformat uit het veld laat slaan is geen groter, maar een kleiner kunstenaar.

© Hans Schoots. Variant op een column in de Filmkrant van januari 2003.

^