Humphrey Jennings
Vroeger, toen de televisie alleen nog maar in het laboratorium bestond, deden mensen hun kennis over de wereld voor een belangrijk deel op via de cinema. In de bioscoop draaiden speelfilms samen met nieuwsjournaals en voorlichtingsfilms, maar ook buiten de theaters werd overal film gedraaid. Partij- en verenigingsgebouwen, dorpshuizen en jeugdhonken werden veel meer bezocht dan nu en vertoonden educatieve, informatieve en propagandistische films. De enige media die een vergelijkbaar bereik hadden waren de radio en de krant.
Geen wonder dus dat film een grote rol heeft gespeeld in de Tweede Wereldoorlog.
Het programma 'Docs at war' dat op het IDFA werd vertoond, geeft een mooie indruk van de manier waarop regeringen en partijen hun bevolking probeerden te mobiliseren of een hart onder de riem te steken. Zo draaiden er twee afleveringen uit de Amerikaanse serie Why We Fight, gemaakt onder leiding van Hollywood-regisseur Frank Capra. Ze waren voor de Amerikaanse strijdkrachten verplichte kost. Soldaten kregen zelfs een stempel in hun boekje voor elke film die ze hadden gezien. Wat niet wil zeggen dat Tom, Dick en Harry het allemaal voor zoete koek slikten. Een van de Why We Fight-films op het IDFA was Prelude to War. Een waarnemer noteerde indertijd de effecten van de film op het militaire personeel: ‘De reactie was altijd ongeveer letterlijk als volgt: "niet slecht, echt, deze film heeft pep, ondanks het feit dat er geen verhaal in zit. Maar natuurlijk propaganda".'
Deze compilatiefilm bevat naast nieuwsbeelden ook propagandafragmenten afkomstig uit de 'slavennaties' Duitsland, Italië en Japan. De vijandelijke propaganda werd dus gebruikt om het ware karakter ervan te ontmaskeren. Het Amerikaanse publiek moest duidelijk worden gemaakt dat het in die landen niet pluis was en dat deelname aan de oorlog noodzakelijk was voor het verdedigen van de vrijheid. Dat geloofden de meeste Amerikanen pas toen Japan in december 1941 Pearl Harbour aanviel, en zelfs daarna was het geen geringe taak hen ervan te overtuigen dat militairen duizenden kilometers overzee hun leven moesten gaan riskeren. In de series Why We Fight en Know Your Enemy ging dit overtuigingswerk soms gepaard met kwalijke en in het geval van de Japanners racistische karikaturen: die spleetogen waren nu eenmaal slaven van nature.
Terwijl dit ontsporingen genoemd kunnen worden, pakte het Duitse nazi-regime het zwart maken van de vijand systematisch aan. Vooral de Joden moesten het dus ontgelden. De infame film Der ewige Jude, geregisseerd door Fritz Hippler (niet door Joseph Goebbels, zoals weleens wordt gezegd) is voor het eerst in 23 jaar in Nederland te zien. Alle antisemitische clichés komen erin voorbij, maar de hedendaagse toeschouwer kan troost putten uit de wetenschap dat Der ewige Jude in de oorlog zelfs in Duitsland geen succes was. Evenmin als in Nederland, waar toch al steeds meer maatregelen moesten worden genomen om ervoor te zorgen dat het publiek de propaganda niet ontliep. Zaalwachten moesten boe-geroep en andere ongeregeldheden voorkomen. En alleen de hoofdfilm bekijken kon ook al gauw niet meer: men diende de zaal te betreden vóór het voorprogramma van nieuwsfilmpjes en andere overheidsvoorlichting begon. In de korte film De nieuwe tijd breekt baan van de Nederlandse regisseur Jan Teunissen zien we verontrustend veel mensen NSB-leider Anton Mussert toejuichen, maar daar staat tegenover dat behalve degenen die zelf in de film voorkwamen slechts weinigen er belangstelling voor hadden.
Het beschaafdste land moet in die tijd Groot-Brittannië zijn geweest. Die conclusie ben je in ieder geval geneigd te trekken bij het zien van het indrukwekkende Listen to Britain van regisseur Humphrey Jennings, de grootste documentaire filmer die Engeland heeft voortgebracht. In deze korte film gaat het niet over wat er mis is met de vijand, maar speelt Engeland zijn eigen spel, om eens een voetbaluitdrukking te gebruiken. Toen de film in 1942 gemaakt werd was de luchtoorlog die 'Battle of Britain' is gaan heten al voorbij en had Hitler van een invasie over Het Kanaal af moeten zien. Maar de verliezen waren enorm geweest en Londen riskeerde nog dagelijks bombardementen. Jennings boodschap is dat de Britten zich met hand en tand zullen verdedigen, en intussen verder gaan met hun leven zonder zich gek te laten maken. Dat laat hij niet alleen zien aan verpleegsters die van hun werk tussen de puinhopen naar een lunchconcert gaan om hun boterham op te eten, kinderen die net als altijd naar school gaan of vrouwen die de vliegtuigindustrie draaiende houden. Nog meer blijkt het uit zijn manier van filmen, die eerder terughoudend dan nadrukkelijk is, met een grote rust en zelfverzekerdheid en een oprechte kijk op de schoonheid van het dagelijks leven. Het is duidelijk dat de film een propagandafunctie had: hij moest het moreel van de Britten versterken. Maar Jennings laat zien dat propaganda kan deugen, het hangt er maar vanaf door wie en hoe hij wordt gemaakt. De reacties die het publiek in verschillende landen op de voorgeschotelde films had, maken verder duidelijk dat 'de massa' zich lang niet altijd willoos wat op de mouw laat spelden.
© Hans Schoots. Verschenen in de Filmkrant, december 2005.