Marlon Brando in Apocalypse Now
Toen Apocalypse Now Redux uitkwam, de door regisseur Francis Ford Coppola herziene versie van Apocalypse Now, bleek dat de discussie over wat deze film betekent nog even levend was als in 1979, toen de eerste versie de bioscopen bereikte.
Al was het volgens een aantal recensenten die Redux bespraken vrij eenvoudig. Jan Donkers noemde de film in NRC Handelsblad bijvoorbeeld 'een metafoor voor de Amerikaanse betrokkenheid in Vietnam zelf,
met al zijn rampen en mislukkingen' en Peter van Bueren zei in de Volkskrant:
'De tocht naar Kurtz voert Willard steeds dieper in de waanzin van de Vietnamese
oorlog'. Apocalypse Now is in deze visie primair een Vietnamfilm, over
de politieke actualiteit van toen, of anders in ieder geval een film over
oorlog in het algemeen. Geen wonder dat minstens vijf critici Apocalypse
Now Redux in verband brachten met de actualiteit van dat moment: de net begonnen
oorlog in Afganistan.
Een andere invalshoek kan heel verfrissend zijn. Noem maar iets geks: het
perspectief van een Vietnamees. De zevenendertigjarige schrijver en dichter
Linh Dinh uit Ho-Chi-Minhstad besprak Apocalypse Now Redux voor het
Britse dagblad The Guardian. Hij legt uit dat Coppola's film op geen
enkel concreet niveau iets heeft uit te staan met de werkelijkheid van Vietnam
of de Vietnamoorlog. Volgens Linh speelt Apocalypse Now zich van a
tot z in een fantasieland af, in 'het ultieme themapark', zoals hij het schamperend
uitdrukt. Het is een film over 'een stelletje fletse figuren, Coppola incluis,
die met hun eigen hearts of darkness worstelen'. Nu is iemand als Jan
Donkers wel zo verstandig te spreken van een 'metafoor voor de Amerikaanse
betrokkenheid in Vietnam'. Apocalypse Now een realistische film over
Vietnam noemen, zou absurd zijn. Een metafoor ja, maar voor wat? Er is veel
meer te zeggen voor Linh Dinhs opvatting dat Apocalypse Now op de eerste
plaats gaat over innerlijk conflict. Over een algemeen menselijke innerlijke
tweespalt, kun je eraan toevoegen.
Coppola heeft zich zoals bekend laten inspireren door Joseph Conrads novelle Heart of Darkness uit 1901. Daarin vaart hoofdpersoon Marlow een rivier
in de Congo op, de jungle in, op zoek naar de immorele Kurtz. Eigenlijk is
Marlow op weg naar zijn eigen innerlijk of beter gezegd: hij daalt daar in
af. Afrika is in hemzelf, waarbij Afrika staat voor een wereld van broeierige
dreiging. Kurtz bevind zich in de kern daarvan, hij heeft zich definitief
in dit zwarte, duistere continent gevestigd. Marlows reis naar hem toe is
de tocht naar de duistere kant in hemzelf.
In de film is het gebied waarnaar Captain Willard op weg is, de wereld waar
Kurtz heerst 'voorbij de laatste brug', de duistere diepte van zijn eigen
ziel. Wat zich daar bevindt is in Apocalypse Now te zien: Kurtz' rijkje
in de wildernis vormt een exotische, immorele wereld van dood en onderwerping.
Marlow, Willard en Kurtz hebben gemeen dat ze zich af willen keren van de
alledaagse wereld en een verborgen verlangen koesteren naar het gebied aan
gene zijde van de morele grenzen, waar de wet van de jungle heerst. Naar hun
dierlijke kant. Maar tegelijk blijft zelfs de monsterlijke Kurtz gepijnigd
door tweestrijd. Wanneer hij stervend fluistert: 'The horror, the horror',
heeft hij het niet over de Vietnamoorlog of over oorlog in het algemeen, maar
over de menselijke conditie, die zich bevindt tussen verlangen naar het irrationele
en ongeremde, waarin geweld vanzelfsprekend een grote plaats inneemt, en het
inzicht dat, wanneer die verlangde staat eenmaal bereikt is, de schuld blijft,
en dus ook de horror.
Ondanks alle quasi-Vietnamese attracties en een aantal anti-Amerikaanse speldenprikken
ademt Apocalypse Now boven alles de geest van Joseph Conrads honderd
jaar oude boek. Om die reden zal Coppola's film over nog eens honderd jaar
ook nog steeds een publiek kunnen aanspreken.
Recensenten die denken dat deze
film gebonden is aan actualiteiten als Vietnam of Afganistan gaan aan de kern
voorbij: Apocalypse Now is altíjd actueel. Hij gaat niet over
de ander, maar over jezelf.
© Bewerkte versie van een column in de Filmkrant
van december 2001.